Zoals de meeste collega’s ben ik ooit schuldhulpverlener geworden omdat ik het prettig vind als ik mensen een stap vooruit kan helpen. Het werk is ontzettend boeiend omdat het zo ontzettend veel variatie biedt. Het is juridisch, het is complex, het is overzichtelijk (zolang je een redelijke caseload hebt tenminste) en wat ik zelf ook erg prettig vind: het is voor een afgebakende periode. Met iedere keer opnieuw een duidelijk begin en een eind. Zeker toen ik als Wsnp bewindvoerder werkte, vond ik de gedachte erg prettig dat ik iedere drie jaar weer met een compleet andere groep mensen te maken heb die ik mag begeleiden op weg naar een leven zonder schulden.

De eerste jaren stonden vooral in het teken van goed worden in het vak. Veel te weten komen over de juridische kanten van het werk, me verdiepen in de regelgeving en het administratieve werk zo onder de knie krijgen dat ik van dag tot dag weet wat me te doen staat. Daarna kon ik mijn aandacht wat meer richten op diegene om wie het me in de eerste plaats te doen is: iemand met schulden die ik nou eenmaal graag een stap verder help. Samen een budgetplan maken, actielijstjes maken met de volgende stappen om tot een schuldregeling te komen, bij die ene verlegen meneer zelf tijdens de intake alvast de telefoon pakken om een lastige schuldeiser alvast te bellen. En soms lichtelijk gefrustreerd aan het einde van de dag terug op de fiets naar huis omdat van de acht afspraken die ik op een dag had ingepland, er vaak hooguit vier kwamen opdagen. Misschien wat minder lijstjes, wat meer aandacht voor de motivatie, me meer proberen in te leven in degene aan de andere kant van de tafel, mijn gespreksvaardigheden verbeteren…

Alle oefening en ervaringsjaren ouder en wijzer ten spijt, vorig jaar kwam het besef. In de vorm van een achttienjarige jongen in wit trainingspak. Voor het eerst schreef ik het jaar ’00’ als geboortejaar op het aanmeldformulier in de spreekkamer van de lokale schuldhulpverlening. Bijzonder, even zo’n flits waarin je ziet dat er een groot gat zit tussen die ’00 en mijn eigen geboortejaar. Terug naar de jongen in de spreekkamer, terug naar Bas. Hij heeft ongeveer 10.000 euro schuld. Voornamelijk boetes. “En waarvoor?” “Nou, door rood rijden enzo”. “Aha, en verder?” “Ik heb twee schulden bij telefoonmaatschappijen, iets van 2500 euro bij elk.” Ik heb even een moment nodig om me te bedenken hoe je aan zo’n hoge schuld kunt komen, en voor ik er erg in heb hoor ik mij dat hardop afvragen. “Nee, laat maar, zeg ik erachteraan, ik denk niet dat ik het wil weten”.

Bas is 18 jaar en heeft een flinke handvol schulden die allemaal niet te-goeder-trouw zijn ontstaan. Ik neem even een slok van mijn thee om ergens wat positiviteit aan te boren. “Wat goed dat je de stap hebt genomen om hier naartoe te komen!” Het klinkt niet helemaal oprecht, maar er spreekt wel wat hoop uit om er wat van te kunnen maken samen. Onderuitgezakt en achteloos antwoordt Bas:”Moest van mijn vader”. Zucht. “Kansloos”, denk ik, maar dit keer slik ik mijn woorden in. En ik spreek met Bas een vervolggesprek af. Over kansloos gesproken.

Op de terugweg en nog een aantal dagen erna, denk ik met regelmaat aan Bas. Of eigenlijk aan al die ‘kansloze’ mensen die totaal niet gemotiveerd zijn om hun schulden op te lossen. En waar we gek genoeg nooit over spreken. Nog nooit op een congres geweest over ‘de volstrekt ongemotiveerde client’. Want tja, daar komt de hulpverlener in ons om de hoek kijken. Toen ik laatst een berichtje op social media plaatste over de totaal ongemotiveerde cliënt, las ik het ook terug in de reacties:”Mensen als Bas zorgen ervoor dat ik juist een extra tandje bij zet, ik ben dan benieuwd hoe het komt dat Bas niet gemotiveerd is, en daar wil ik dan graag wat aan doen”.

Heel mooi, heel nobel ook, en natuurlijk ‘verdient iedereen een kans’ en mogen en willen we geen mensen uitsluiten. Sterker nog, hoe vaak zien we niet dat je juist voor deze cliënten een extra stap zet, om ze toch te overtuigen om aan de slag te gaan met hun schulden, nog een keer een afspraak verzetten in de hoop dat je daardoor wel de juiste snaar weet te raken waardoor iemand kiest voor een weg uit de schulden. En als je eigen ‘Bas’ dan na alle inspanningen toch wegblijft, blijf je achter met de twijfel waar je niet de juiste gesprekstechniek hebt toegepast. Of je niet toch wat coulanter/strenger/begripvoller/zakelijker had moeten zijn om ‘m wel binnenboord te houden.

Bas heeft mij de ogen geopend. Het ligt niet aan mij, maar aan Bas als hij voortaan wegblijft.

Ik vind dat iedere professional zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen waar het het inzetten van de juiste instrumenten voor mensen betreft om ze te helpen op weg naar een schuldenvrije toekomst.

Maar eigenlijk hoort daarbij ook de vraag of het wel zinvol is zoveel tijd te investeren in situaties waarvan je aan alles hoort en ziet en merkt dat er geen enkele motivatie is bij de cliënt. Dat kost ontzettend veel kostbare tijd van de schuldhulpverlener. Die kan de tijd misschien wel veel beter gebruiken voor cliënten die wel zover zijn om er echt uit te willen komen. Vervelend voor Bas, maar ik denk dat het voor beide effectiever is als hij over een paar jaar terugkomt. En ja, dan is de schuld veel verder opgelopen, en heeft hij misschien kostbare jaren verspeeld waarin hij geen opleiding of werk heeft gehad. Maar ergens begint goede hulp ook met enig zelfinzicht bij de cliënt en de wil om er iets van te maken. Dan pas kunnen wij alle registers opentrekken om voor iemand als het nodig is dat stapje extra te zetten. En aan de slag te gaan. Met meer werkplezier voor de schuldhulpverlener tot gevolg. Zet ‘m op Bas, tot ziens!

Door Liselotte Maas: 
Liselotte is gestart als schuldhulpverlener en dat werkveld blijft haar boeien. Als bewindvoerder Wsnp heeft ze een eigen bedrijf gehad in Utrecht. Ook was ze jarenlang lid van het bestuur van de beroepsvereniging. Ze heeft als projectleider bij de Raad voor Rechtsbijstand gewerkt aan innovatieve online dienstverlening op het gebied van echtscheiding. Nu werkt ze als Manager Projecten bij Stichting CAV en ontwikkelt ook hier nieuwe vormen van zorgverlening.