De idealen van bijzonder hoogleraar Kees Blankman

Zelf hoort hij bijna tot zijn eigen doelgroep, lacht bijzonder hoogleraar Kees Blankman. Een heldere en humane denker die zich inzet voor de handelings- en beslissingsruimte van kwetsbare ouderen in ons land. Want daarin is nog heel veel te winnen. De oplossingen lijken niet eens zo ver buiten handbereik, alleen: “We moeten in Nederland wat meer durven loslaten en af van die controledwang.” Marcel Kooi van Kompas Zuidlaren ging samen met hem de diepte in.

ZELF: Mijnheer Blankman, u houdt zich al vele jaren bezig met de rechts­bescherming van wilsonbekwa­me volwassenen. De wet beschermings­bewind dateert van 1982 en is in 2014 uitgebreid gewijzigd. Wat zijn de grootste veranderingen die u door de jaren heeft waargenomen?
“Dan zijn er eigenlijk twee dingen die bij mij naar boven komen. Om te beginnen: de verschuiving van familieleden richting professionals. Toen ik in de jaren 90 werkte als kantonrechter-plaatsvervanger in Utrecht, benoemde ik vooral familieleden tot bewindvoerder en mentor. In de jaren daarna zag ik dat die plekken steeds meer werden ingenomen door professionals c.q. rechtspersonen.

Een andere belangrijke ontwikkeling is dat er begin jaren 80 sprake was van een soort wildgroei: zowel kantonrechters als bewindvoerders hanteerden uiteenlopende werkwijzen, bij laatstgenoemde tot de schoenendoos aan toe. Het was zo kleurrijk dat het pijn deed aan je ogen. Dat is in de loop der tijd – gelukkig – veel meer geüniformeerd. Daar is uiteindelijk ook de BPBI uit voort gekomen.”

ZELF: Die opkomst van professionele bureaus in de jaren 90, kunt u die situatie eens schetsen?
“Ik zag het gebeuren als kantonrechter. Eerst was nog zeker 70% van de bewindvoerders familie maar toen kwamen langzaamaan verschillende bureautjes. Professionals die zich aandienden: ‘Mijnheer, hebt u iemand nodig? U kunt mij benoemen’. Zo’n bewindvoerder kreeg dan een paar zaken en deed hij of zij het goed dan kreeg ie er meer.

Maar er zat ook kaf tussen het koren: mannen keurig in pak die de verslavingszorg afgingen en zeiden: ‘Joh, je moet een verzoek indienen voor bewind, dan ga ik voor je zorgen’. Werd dat verzoek toegewezen dan streek het pak gauw de jaarbeloning op en deed verder niks. Gelukkig zijn er inmiddels veel professionaliseringsstappen gezet en door de invoering van kwaliteitseisen zijn er veel minder mogelijkheden voor slecht of zwak functionerende bewindvoerders .”

ZELF: Professionalisering betekent ook dat je een goede balans vindt tussen je professionele aansprakelijkheid als bewindvoerder en de vrijheid die je de cliënt geeft om weer op eigen benen te gaan staan.
“Zeker, en dat is voor velen nog spannend. Want de werkwijze in Nederland wordt naar mijn gevoel nog erg gekenmerkt door controledwang en verantwoordingsplicht. We moeten juist toe naar een situatie waarin we accepteren dat dingen soms niet goed gaan. Natuurlijk moet er toezicht zijn maar op maat en zo dat een bewindvoerder – in een poging om te kijken naar wat mensen nog en weer zelf kunnen – risico’s mag nemen en daar niet direct op wordt afgerekend. Het betekent dus niet dat alles mag, maar alles dichttimmeren met aansprakelijkheid vind ik niet in het belang van de cliënt én lijkt mij niet prettig werkbaar voor bewindvoerders.”

ZELF: Ik merk dat ik bijna niet meer stil kan zitten van enthousiasme, want ik ben hier een groot voorstander van. Maar loslaten, dat is nog een hele stap voor velen.
“Dit is echt typisch Nederlands. Er is naar mijn indruk, meer dan in het buitenland een dynamiek van bewindvoerders die voor de zekerheid toch maar een machtiging aanvragen en rechters die denken ‘Er mag niets fout gaan, kom eerst langs mij’. Vanuit de intentie om maximaal te beschermen wordt de bewegingsvrijheid van cliënten verkleind. Wat mij betreft zouden bewindvoerders wat meer ruimte moeten pakken en krijgen richting rechters. Soms zal het even fout gaan wanneer een cliënt van weekgeld op maandgeld wordt gezet, maar dan heb je in ieder geval je best gedaan. Meer ruimte om te proberen wat de cliënt aan kan en minder angst dat je op je kop krijgt of aansprakelijk wordt gesteld.

Dát is mijn ideaalbeeld. Daar hoort overigens wel bij dat je als bewindvoerder meer tijd krijgt.”

ZELF: Meer ruimte geven dus en loslaten. Hoe ziet u dat precies voor zich?
“Waar we naartoe zouden moeten wat mij betreft, is dat er voor meerderjarigen een pakket bestaat aan ondersteuning en bescherming, waarbij de rechterlijke maatregelen echt de ultimum remedium zijn. Curatele zou van mij ook afgeschaft mogen worden. Waarom? Op dit moment krijg je – als je wordt benoemd bij de rechtbank als bewindvoerder – de brochure U bent bewindvoerder, wat nu? mee. Daarin zegt de rechtbank eigenlijk: als het bewind geregistreerd is, betekent dit dat de derde had kunnen weten dat er bewind was en u wordt beschermd. Kortom: de goeder trouw van derden doet er eigenlijk helemaal niet meer toe! Dan biedt een geregistreerd bewind op financieel gebied nagenoeg dezelfde bescherming als een curatele en is de grens tussen curatele en geregistreerd bewind verwaarloosbaar.”

ZELF: Hoe ziet zo’n ondersteuningspakket er dan idealiter uit?
Zoals gezegd: aan de uiterste kant van het spectrum haal je de curatele eraf. De rechterlijke maatregelen worden alleen toegepast in het uiterste geval. Aan de andere kant van het spectrum bevindt zich het levenstestament. Landen die voorop lopen, bieden daarin naast de gewone volmacht ook nog de mogelijkheid tot een kleine volmacht. Daarvoor hoeft iemand maar deels wilsbekwaam te zijn, die volmachten komen niet met volledig juridisch informed consent tot stand. Met andere woorden: iemand weet niet precies waar het om gaat maar wel in grote lijnen, diegene geeft aan: ‘ik laat het over aan hem, die vertrouw ik wel’. Vanuit de gedachte: ook iemand die niet alles volledig begrijpt, moet een vertegenwoordiger kunnen aanwijzen. Oostenrijk zweert erbij, bij dergelijke ‘halve’ volmachten.”

ZELF: Het gaat in de kern om de werkwijze ‘wat iemand zelf kan, moet diegene zelf doen’. Is dat onvoldoende verankerd in ons systeem, hoor ik u zeggen?
“Voor een deel staat het wel in de kwali­teitscriteria en het zit ook in het DNA van veel bewindvoerders. Maar dat mag best nog wat steviger neergezet worden. Want daar komt het in de praktijk niet altijd van, is mijn globale analyse. In veel gevallen worden vaak toch alle goederen onder bewind geplaatst, terwijl de wet zegt dat het ook om enkele goederen kan gaan. Misschien ontbreekt het de rechter ook aan voorbereidingstijd. Anders dan bijvoorbeeld in de jeugdzorg – waar door de Raad voor de kinderbescherming keurig onderbouwde rapporten worden opgesteld – is bij de instelling van een bewind uitvoerige rapportage aan de rechter  niet verplicht. Dat belemmert het zoeken naar ruimte en bescherming op maat. Terwijl ik denk dat veel bewindvoerders dat wel willen met hun cliënten.” Het is ook niet zoals het VN Gehandicaptenverdrag aangeeft dat beschermingsmaatregelen er uit moeten zien.

ZELF: Over die bescherming van kwetsbare ouderen… Het aantal levenstestamenten groeit jaarlijks enorm. De volmachten die daarin zijn opgenomen, is daar voldoende toezicht op?
Nou, eigenlijk is dat een beetje de achilleshiel van deze voorziening, daar werkt momenteel dan ook een groep op landelijk niveau aan. Ik vind het levenstestament een prachtige voorziening omdat het niet van rechtswege leidt tot onbevoegdheid; naast de vertegenwoordiger houd je zelf je handelingsvrijheid voor zover je het zelf nog kunt en begrijpt.

We moeten proberen weg te bewegen van de ‘bevoogding’ door de overheid , van ‘u mag niets meer, want u bent onbevoegd’ naar ‘dit stuk wel en dat stuk niet’. Met vertrouwen in de combi vertegenwoordiger/individu. Er moet daarbij zeker een vorm van toezicht geregeld zijn, maar met de goede instrumenten en meer op maat.

Mijn ideaalbeeld zou zijn: registratie van alle situaties waar een wilsonbekwame wordt vertegenwoordigd, of het nu gaat om volmachten of maatregelen van de rechter. Met een centrale autoriteit die alle vertegenwoordigers ter verantwoording kan roepen als het fout gaat. In een aantal landen is er zo’n instantie met onderzoeksbevoegdheden, een soort public guardian.”

ZELF: Wanneer u op een goede dag uw leerstoel afrondt, wat hoopt u dan gerealiseerd te hebben?
“Tja… Als ik al mijn ideaalbeelden samenvat: het maximaal honoreren van wat oudere mensen nog zelf kunnen beslissen. En proberen dat in een juridisch schema te gieten, zoveel mogelijk op maat. Dat gaat tijd en geld kosten, maar het kan beter dan dat het nu gaat.

Het liefst zie ik in een centrale wet opgenomen dat iedereen die vertegenwoordiger is van een kwetsbare oudere, benoemd of onbenoemd, maximaal rekening moet houden met de eigen wil van het individu. Dat moeten de DNA-eisen zijn die iedereen voordat hij of zij de deur uitstapt nog even in gedachten neemt. Ook al zijn heel veel bewindvoerders zich daarvan bewust, ik vind dat dat expliciet in de wet moet worden vastgelegd.

Kwetsbare ouderen – en daar komen er héél veel van de komende tijd – daar moeten we eigen ruimte aan geven en beschermen waar nodig. Het is mooi om daaraan te kunnen werken, daar worden mensen beter van denk ik…”

door: door: Marcel Kooi MBA

Professor mr. dr. Kees Blankman is bijzonder hoogleraar Juridische Bescherming van Ouderen en Meerderjarigen met Beperkingen aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de VU. Vanuit die functie richt hij zich op het bevorderen van de eigen regie van ouderen en meerderjarigen met beperkingen in het recht. Daarnaast zet hij zich in voor het bewaken van de rechten van degenen die hun eigen belangen niet goed kunnen behartigen, door wilsonbekwaamheid of een andere oorzaak. Verder was Blankman betrokken bij de aanvraag van twee grote Europese onderzoeksprojecten, die alles te maken hebben met de ondersteuning en bescherming van kwetsbare ouderen door middel van volmachten of anderszins.