Voor mijn opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening heb ik een praktijkadvies geschreven. Hierin heb ik onderzoek gedaan naar de (on)mogelijkheden rondom het aanvragen van een pgb voor cliënten door bewindvoerder, mentor of curator. In dit artikel geef ik een samenvatting van de probleemstelling en mijn bevindingen. Tot slot geef ik een aantal adviezen hoe er met deze problematiek kan worden omgegaan.

Veel bewindvoerders, mentoren of curatoren krijgen tijdens hun werk te maken met een cliënt die een persoonsgebonden budget (pgb) heeft of nodig heeft. Het pgb is een geldbedrag van de overheid waarmee mensen met of zonder beperking hun eigen zorg kunnen inkopen[1]. Als een cliënt een pgb nodig heeft, wordt deze aanvraag gedaan door de betreffende bewindvoerder, mentor of curator. Cliënten die financiële zorgverlening nodig hebben zijn vaak niet in staat om dit zelf te doen. Daarnaast beschikken zij niet meer over hun financiële administratie en kunnen zij de gevraagde stukken niet aanleveren. Het aanvragen van een pgb gaat via een Zorgkantoor. Wettelijk is vastgesteld dat bij persoonsgebonden budgetten met het zorgprofiel 4-7 verpleging en verzorging (VV) en 4-8 verstandelijk gehandicapt (VG) een gewaarborgde hulp aangesteld moet worden[2]. Het gaat bijvoorbeeld om cliënten die (beschermd) wonen met begeleiding en intensieve verzorging.

De gewaarborgde hulp
Een gewaarborgde hulp is een door de cliënt ingeschakelde hulp van een derde, die in staat voor de verplichtingen die uit het pgb voortvloeien[3]. Vanuit de Zorgkantoren wordt de eis gesteld dat de gewaarborgde hulp een natuurlijk persoon is. Door deze eis kan een bewindvoerderskantoor niet optreden als gewaarborgde hulp. Ik heb mijn afstudeeronderzoek toegespitst op de problematiek waarbij spanning tussen geldend recht en het in de praktijk voorkomend probleem naar voren komt.

Belemmeringen
Uit mijn afstudeeronderzoek bleek dat bij het aanvragen van een pgb op grond van de Wet langdurige zorg voor cliënten met het zorgprofiel 4-7 VV en 4-8 VG, de verklaring gewaarborgde hulp de grootste belemmering vormt. De verklaring gewaarborgde hulp is het formulier wat ondertekend moet worden door een natuurlijk persoon. De eis van het Zorgkantoor dat een gewaarborgde hulp een natuurlijk persoon moet zijn, zorgt ervoor dat een stichting of een B.V. niet de rol van de gewaarborgde hulp kan invullen voor de cliënt.

Een tweede belemmering is het risico dat een bewindvoerder loopt als er sprake is van een externe gewaarborgde hulp. Indien de gewaarborgde hulp een fout maakt, blijft de bewindvoerder mogelijk in beginsel aansprakelijk.

De derde belemmering die bewindvoerders ervaren zijn de verschillen in het beleid van de Zorgkantoren. Ook wordt er een verschil ervaren tussen de handelswijze van medewerkers binnen een Zorgkantoren.

Hoe is het juridisch geregeld?
Uit wet- en regelgeving en uit jurisprudentie blijkt dat een organisatie mag optreden als gewaarborgde hulp.
In de wet- en regelgeving staat niet expliciet beschreven dat een gewaarborgde hulp een natuurlijk persoon moet zijn dit in tegenstelling tot het beleid van het Zorgkantoor. In de Staatscourant staat expliciet beschreven dat de ingeschakelde derde (de gewaarborgde hulp) een hulppersoon of een organisatie mag zijn. De rechtsvorm hoeft dus geen belemmering te zijn.

Ook is uit jurisprudentie gebleken dat de rechtsvorm, zoals bijvoorbeeld een stichting, geen belemmering zou hoeven vormen bij de aanvraag van een pgb op grond van de Wlz. In drie verschillende uitspraken stelt de rechter dat een rechtspersoon als gewaarborgde hulp mag optreden. Het moet wel duidelijk zijn wie het aanspreekpunt is voor het Zorgkantoor. Ook moet duidelijk zijn wie aansprakelijk is als de verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn niet worden nagekomen.

Een kanttekening hierbij is dat artikel 5.11 Regeling langdurige zorg beschrijft dat een gewaarborgde hulp moet beschikken over een woonadres. Een andere kanttekening is dat een Zorgkantoor een bestuursorgaan is. Het Zorgkantoor heeft daarmee de bevoegdheid om zelf afwegingskaders of beleidsregels te mogen opstellen.

Aansprakelijkheid bij beheren van een pgb
De gewaarborgde hulp kan niet aansprakelijk worden gesteld bij misbruik van het pgb. De budgethouder (de cliënt die onder bewind staat) blijft in dit geval aansprakelijk. Het pgb maakt gebruik van trekkingskracht. Een bewindvoerder is aansprakelijk voor de vermogensrechtelijke belangen van de cliënt. De trekkingskracht, dus ook het pgb, valt onder de vermogensrechtelijke belangen. Indien er sprake is van een externe gewaarborgde hulp brengt dit mogelijk een risico met zich mee voor de bewindvoerder. Dit kan voor een deel worden ondervangen door de declaraties en de periodeoverzichten nauwgezet te controleren. Op deze manier houdt de bewindvoerder zicht op de financiën en kan het risico worden ingeperkt. Kamerstukken van het Ministerie van Volksgezondheid bevestigen de onduidelijkheid van de aansprakelijkheid op het moment dat er meerdere vertegenwoordigers zijn, bijvoorbeeld als er sprake is van een gewaarborgde hulp en een wettelijke vertegenwoordiger. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is bezig met het inventariseren van de juridische mogelijkheden om de aansprakelijkheid bij meerdere vertegenwoordigers te verduidelijken.

Het beleid van de Zorgkantoren
Zorgkantoren geven aan dat de verklaring gewaarborgde hulp in veel gevallen niet nodig is als er sprake is van een curator. Dus als er bij een cliënt sprake is van een combinatie bewindvoerder- mentor of van een curator zou de verklaring gewaarborgde hulp geen belemmering mogen vormen bij een aanvraag van een pgb.

Zorgkantoren geven aan dat zij het belang van de cliënt voorop hebben staan. Indien er niemand in het netwerk van de cliënt wil of kan optreden als gewaarborgde hulp, kan het Zorgkantoor gebruik maken van de discretionaire ruimte. Zij mogen een organisatie accepteren als gewaarborgde hulp, maar maken hier niet altijd gebruik van.

Uit de informatie van de websites van de verschillende Zorgkantoren blijkt dat zij niet allen hetzelfde beleid voeren. De helft van de Zorgkantoren geeft op hun formulier verklaring gewaarborgde hulp aan dat zij gebruik mogen maken van de discretionaire bevoegdheden en hiermee mogen afwijken van de eis natuurlijk persoon.
Andere kantoren zijn stellig en hebben de verklaring gewaarborgde hulp altijd nodig en deze moet ondertekend zijn door een natuurlijk persoon.

Adviezen
De probleemstelling gaat over een complexe materie waarin diverse factoren moeten worden afgewogen. Er zijn een aantal oplossingen die bewindvoerders kunnen inzetten.

Een eerste oplossing om als organisatie de rol van gewaarborgde hulp aan te kunnen nemen, is het starten van een juridische procedure. Uit jurisprudentie blijkt dat een rechtspersoon (dus ook een stichting) mag optreden als gewaarborgde hulp. De kans dat de uitspraak positief uitvalt, acht ik derhalve groot. In dit geval kan een organisatie alsnog pgb aanvragen en beheren voor de cliënt. De belemmering van de gewaarborgde hulp wordt op deze manier opgelost.

Een kanttekening hierbij is dat een juridische procedure vaak lang duurt. De cliënt zou in deze tijd dan niet de juiste zorg ontvangen. Dit kan worden ondervangen door een voorlopige voorziening aan te vragen. Dit is een op zichzelf lopende procedure. De voorlopige voorziening is een voorlopige uitspraak van de rechter. Een ander nadeel kan zijn dat een juridische procedure geld kost als deze ongegrond wordt verklaard.

Een tweede oplossing is de mogelijkheid om het pgb buiten het bewind te laten stellen door middel van een machtiging. Als de wettelijke vertegenwoordiger de zorg onvoldoende kan controleren, er geen sprake is van een gecertificeerde instelling of als er sprake is van een onvoldoende betrouwbare externe gewaarborgde hulp, raad ik dit aan. Deze machtiging kan bij de Rechtbank worden aangevraagd. Als deze aanvraag wordt gehonoreerd, is de wettelijke vertegenwoordiger niet meer aansprakelijk voor het pgb. De bewindvoerder draagt dan ook geen zorg meer voor de financiën van het pgb.

Een kanttekening hierbij is dat de cliënt mogelijk een risico loopt. De gewaarborgde hulp is, zoals eerder beschreven, nooit aansprakelijk voor de niet nagekomen verplichtingen uit het pgb. De budgethouder blijft aansprakelijk. Op het moment dat een bewindvoerdersorganisatie de zorg onvoldoende kan controleren, is het mogelijk onethisch om de budgethouder dit risico wel te laten lopen. De budgethouder is namelijk zelf niet bekwaam om zijn belangen te behartigen. Anderzijds is er geen belemmering voor de aanvraag van het pgb en krijgt de cliënt op deze manier mogelijk wel de zorg die hij nodig heeft.

Een andere mogelijke oplossing zou zijn het aanstellen van een mentor. Indien er in het netwerk van de cliënt geen gewaarborgde hulp kan worden gevonden, betekent dit dat er niemand zorg draagt voor de zorgbehoefte van de cliënt. Als de cliënt het zorgprofiel 4-7 VV of 4-8 VG heeft, kan worden gesteld dat hij onbekwaam is om zijn eigen zorg te regelen. In het geval er geen externe gewaarborgde hulp kan worden gevonden, adviseer ik dat er een mentor wordt aangesteld. Als er een mentor wordt aangesteld is er op dat moment sprake van een combinatie bewindvoerder- mentor, het aanvragen van een pgb wordt dan makkelijker.
Een kanttekening hierbij is dat de cliënt meer in zijn bewegingsruimte wordt beperkt. Daarbij komt dat mentorschap voor onbepaalde tijd wordt uitgesproken door de rechter.

Tot slot adviseer ik bewindvoerderskantoren een beleid op te stellen over het al dan niet aanvragen van een pgb door een wettelijke vertegenwoordiger als er sprake is van een externe gewaarborgde hulp. In dat geval wordt de zorg gewaarborgd door iemand uit het netwerk van de cliënt. De gewaarborgde hulp kan nooit aansprakelijk worden gesteld, de aansprakelijkheid blijft bij de budgethouder. Als er sprake is van bewindvoering komt deze aansprakelijkheid mogelijk bij de wettelijke vertegenwoordiger te liggen, ook al voert de gewaarborgde hulp de verplichtingen van het pgb uit. Er zijn factoren die het risico voor de bewindvoerder of mentor verkleinen, bijvoorbeeld als er sprake is van een gecertificeerde instelling. Dit is voor de wettelijke vertegenwoordiger namelijk controleerbaar. De externe gewaarborgde hulp waarborgt de zorginhoud. Ook speelt de factor ‘samenwerking met gewaarborgde hulp’ mee. Als er sprake is van een goede samenwerking kan dit de kans op fouten en dus aansprakelijkheid voor de bewindvoerdersorganisatie verkleinen.

Met deze adviezen hoop ik bewindvoerdersorganisaties handvaten te geven om een beleid op te stellen binnen hun organisatie om zo doeltreffend om te gaan met het aanvragen van een pgb in bovengenoemde gevallen. Daarnaast hoop ik dat dit onderwerp onder de aandacht wordt gebracht van de Zorgkantoren. Naar aanleiding van mijn onderzoek is Stichting CAV in gesprek gegaan met de NVVK. De NVVK gaat deze kwestie voorleggen aan Zorgkantoor Nederland.

door: Rosa Sluijters
Rosa Sluijters is dit jaar cum laude afgestuurd aan de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool Utrecht. Tijdens haar afstudeerfase heeft ze zich bezig gehouden met de belemmeringen voor bewindvoerders bij het aanvragen van het persoonsgebonden budget. Inmiddels werkt Rosa als beschermingsbewindvoerder bij Stichting CAV.

[1] Sociale Verzekeringsbank, 2020

[2] Zorgkantoor VGZ, 2020

[3] Art. 1.1 Rlz