Beschermingsbewind is als titel 19 in 1982 aan het Burgerlijk Wetboek toegevoegd en is per 1 januari 2016 aanzienlijk aangepast en geactualiseerd. Deze regeling is bedoeld om natuurlijke personen die duurzaam dan wel tijdelijk niet zelf in staat zijn de eigen vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen te beschermen tegen zichzelf of derden. 

De wetgeving ten aanzien van het beschermingsbewind is samen met die ten aanzien van curatele en mentorschap in 2014 (hierna verder te noemen als CBM) gewijzigd. Deze wijzigingen hadden betrekking op uitbreiding van de kring van verzoekers en de toevoeging van verkwisting en problematische schulden als grond van de onderbewindstelling. Voor professionele curatoren, bewindvoerders en mentoren zijn aanvullende kwaliteitseisen omschreven in een Algemene Maatregel van Bestuur. Tenslotte wordt er meer aandacht besteed aan de bevordering van de zelfredzaamheid van rechthebbende. De AMvB “Besluit kwaliteitseisen CBM” is, met een overgangsperiode van 2 jaar, per 1 april 2014 in werking getreden. De aanpassingen hadden tot doel de kwaliteit op en de controle van professionele bewindvoerders verder te verbeteren en de zelfredzaamheid van de rechthebbenden te bevorderen.

Het aantal beschermingsmaatregelen neemt al jaren gestaag toe. Eind 2016 bedroeg het aantal uitgesproken beschermingsmaatregelen ruim 326.000. Ondanks dat de aanpassingen nog relatief recent zijn doorgevoerd heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie (inmiddels Justitie en Veiligheid) besloten om de wet en het Besluit kwaliteitseisen te gaan evalueren. Vooruitlopend op de evaluatie willen wij, als maatschappelijk bewindvoerders, onze visie geven op het succes en mogelijke verbeterpunten van de Wet wijziging CBM.

De bij Algemene Maatregel van Bestuur vastgelegde kwaliteitseisen zien er op toe dat de kwaliteit van bewindvoerders geborgd is. Aanleiding voor aanvullende kwaliteitseisen voor professionele bewindvoerders is het faillissement van een bewindvoerderskantoor geweest. Hebben deze kwaliteitseisen geleid tot een verbeterde kwaliteit van professionele bewindvoerders? Voorop gesteld moet worden dat ieder kantoor voor de inwerkingtreding van het kwaliteitsbesluit een eigen mate van ontwikkeling van kwaliteit nastreefde. Door het besluit is de kwaliteit van de organisaties meer geharmoniseerd en daarmee in de breedte zeker toegenomen. De kwaliteitseisen zien vooral op de inrichting van de organisatie en de vastlegging van de procedures in een organisatie.

De grotendeels kwantitatieve toetsing heeft ertoe geleid dat de administratieve organisatie van de professionele bewindvoerder zeker beter is ingericht. Op procesmatig niveau is er een kwaliteitsslag gemaakt.

Heeft het kwaliteitsbesluit ook verbeteringen teweeggebracht in de uiteindelijke dienstverlening aan de klant? Vooropgesteld moet worden dat de cliënt in ieder geval beter weet wat hij kan verwachten. Er is vastgelegd hoe en op welke wijze de cliënt in contact kan treden met de bewindvoerder en er is de verplichting tot een klachtenregeling. De omgangsregelingen zijn daarmee geborgd. De uitvoering van de dienstverlening is door bewindvoerders op basis van de wet via een best practice ontwikkeld. De kwalitatieve uitvoering van de dienstverlening wordt dan ook minimaal getoetst.

De geleverde financiële zorgverlening aan rechthebbende wordt marginaal getoetst. Dit betekent dat de bewindvoerder de mogelijkheid heeft om zijn dienstverlening aan te passen aan de wensen en behoeften van de rechthebbende. Deze vrijheid van handelen maakt de weg vrij voor de bewindvoerder om samen met de klant te zoeken naar de best passende zorgverlening. Het is mogelijk om in voorkomende situaties te werken aan de bevordering van de zelfredzaamheid.

De verbetering van de zelfredzaamheid is in de wet opgenomen omdat de maatregel passend moet zijn bij de situatie. Daar waar mogelijk dient de bewindvoerder te proberen de rechthebbende zoveel mogelijk zaken zelf te laten regelen. Onderzoek van Bureau Bartels heeft aangetoond dat bij 7% tot 14% van de rechthebbenden op lange termijn weer sprake zou kunnen zijn van financiële zelfredzaamheid. Op grond van de wet dient de bewindvoerder met deze groep klanten samen te werken aan de zelfredzaamheid. De wijze waarop de bewindvoerder dit samen met zijn klant oppakt is (bewust) niet nader beschreven en is dus ter vrije invulling.

De stringente procesgerichte controle in het kwaliteitsbesluit en de vrije wijze van invulling voor de individuele bewindvoerder van de bevordering van de zelfredzaamheid leiden tot een ongewenst neveneffect waarmee bij de wijziging van de wet onvoldoende rekening is gehouden. De stringente regels van het kwaliteitsbesluit leiden er toe dat een bewindvoerder ook in de uitvoer van zijn dienstverlening aan de klant op zoek is naar zekerheden en veiligheid. Daar waar creativiteit en maatwerk noodzakelijk zijn om samen met de klant aan zelfredzaamheid te werken nodig is wordt er nu gewerkt vanuit “damage control”. De geldende best practice van verstrekking van maandgeld in plaats van weekgeld aan de klant is in veel gevallen het meest vergaande middel van de bevordering van de zelfredzaamheid.

In de evaluatie van de wet zien de initiatiefnemers van ZELF graag dat de huidige kwaliteitstoetsing van bewindvoerders een meer kwalitatief karakter krijgt waarbij klantgerichtheid en maatwerk voorop worden gesteld. De kwalitatieve eisen voorkomen dat het aantal malversaties in de branche toeneemt. Anderzijds levert het wel de veiligheid voor de bewindvoerder op om samen met de klant op zoek te gaan naar de mogelijkheden om zo zelfstandig mogelijk zijn financiën te beheren. De verwachting is dat door nog meer klantgericht te werken de duur van het beschermingsbewind korter zal zijn en mogelijk het aantal rechthebbenden dat deels in de administratieve taken minder ondersteuning nodig zal hebben toeneemt. Hiervoor is creativiteit, durf en vertrouwen nodig.

De initiatiefnemers van ZELF hebben het vertrouwen dat kwalitatieve controle op ons werk leidt tot betere financiële zorgverlening. Durft de wetgever de bewindvoerder het vertrouwen te geven om dit te ontwikkelen zonder hierbij concessies te doen in de financiële veiligheid voor de burger en de controle van de rechtsprekende macht?

Door: Marcel Kooi MBA

Marcel Kooi is sinds 1999 directeur Bewindvoering van Kompas Zuidlaren en is medeoprichter van ZELF-­magazine. Kooi is mede-initiatiefnemer van de branchevereniging BPBI, waarvan hij voorzitter is geweest.