Maatschappelijk rendement moet weer centraal komen te staan

Een jaar geleden sprak CAV-directeur Erwin Bel met Tweede Kamerlid Jeroen Recourt over de rol van gemeenten in de schuldhulpverlening. Naar aanleiding van dit gesprek heeft Recourt een hoorzitting aangekaart over dit nog steeds actuele onderwerp, onder andere door een aangenomen motie maatschappelijke kosten- en batenanalyse. Een goede ontwikkeling volgens Recourt, Bel en Kooi. Dit drietal bediscussieert in een rondetafelgesprek de institutionalisering van bewindvoering en het systeem. Moet het roer om?

Jeroen: ‘In de periode dat ik actief was bij de rechtbank voerden we regelmatig discussies over de bewindvoeringssector. Hoe positioneer je de bewindvoerder? Maar vooral ook hoe borg je de kwaliteit? Dat waren vraagstukken die ons bezig hielden. Aan de ene kant wil je dat kleine spelers een rol kunnen blijven spelen in bewindvoering, terwijl je aan de andere kant professionaliseert. Daar zit een aantal spanningsvelden.’

Welke spanningsvelden leveren de huidige participatiesamenleving op?

Erwin: ‘Een van die spanningsvelden waarnaar ik benieuwd ben, is de participatiesamenleving. De bedoeling is dat mensen zelfstandig hun leven leiden en hun eigen problemen oplossen. Zij mogen pas professionele partijen inschakelen als het hen zelf niet lukt. Bent u tevreden over deze ingezette koers?’

Jeroen: ‘Ik vind het kwetsbaar. De overheid is er niet om uit handen te nemen, maar om te ondersteunen. Het grote gevaar hiervan is, dat je een overheid en een samenleving creëert voor zelfredzame mensen. Is je regelgeving alleen gericht op deze groep, dan laat je een groep liggen. Daarover maak ik me zorgen, maar dat neemt niet weg dat de ingezette koers wel goed is. Wat mij betreft moet je door zorg op maat borgen dat mensen die niet zelfredzaam zijn ook passen binnen het systeem dat we hebben. Wijkmaatschappelijk werk moet veel meer in de wijken aanwezig zijn om zicht te houden op mensen en maatwerk te bieden.’

Erwin: ‘In wijk- en dorpteams bijvoorbeeld?’

Jeroen: ‘Bijvoorbeeld. Inmiddels is de overheid veel teveel een anoniem abstract persoon, die steeds meer regelt via portals en websites. De overheid moet juist weer nabijheid krijgen. Er moet meer persoonlijk contact komen, waarbij mensen die ondersteuning nodig hebben ondersteuning krijgen, terwijl aan de andere kant in de gaten wordt gehouden wanneer die steun niet meer nodig is. Zo voorkom je dat mensen tussen wal en schip vallen. Zo lang je dit anoniem organiseert, gaat het mis.’

Zijn gemeenten in staat om de menselijke maat, zorg op maat, zichtbaarheid en nabijheid te creëren?

Erwin: ‘Digitalisering speelt hierin een belangrijke rol. Dat maakt de overheid en alle andere partijen onzichtbaar, terwijl het juist gaat om de menselijke maat, zorg op maat, zichtbaarheid en nabijheid’. Jeroen: ‘Klopt, de nabije overheid is het kernbegrip. Erwin: ‘Een kritische vraag, denkt u dat gemeenten hiertoe in staat zijn? Dat zijn de regisseurs van wijk- en dorpsgericht werken.’

Jeroen: ‘Ik zie geen andere spelers met het nabije organisatieniveau die dat kunnen’.

Marcel: ‘Ook niet het maatschappelijk middenveld?’

Jeroen: ‘Op het maatschappelijk middenveld heb je geen controlemechanismes. Ik vind het heel eng om dat buiten de overheid te regelen. Daarvoor ben ik denk ik teveel sociaal-democraat. Laten we de samenleving het zelf maar organiseren? Dat zal vaak heel goed gaan. Het maatschappelijk middenveld pakt al veel op, maar ga daar maar eens je normering opleggen, je controlemechanismes, dat is veel moeilijker. Dat vind ik echt een overheidstaak’.

Erwin: ‘Uit ervaring weet ik hoeveel maatschappelijk ondernemers hierin kunnen betekenen. Wij hebben de gemeenten altijd meer als rem ervaren dan als katalysator. Gemeenten hebben een politiek orgaan dat tijdelijk van karakter is en zij hebben ook relatief weinig geld. Ik ben er voorstander van om het maatschappelijk middenveld en vooral de mensen in buurten en wijken te lokaliseren’.

Jeroen: ‘Daarmee zijn we het natuurlijk wel eens. Initiatieven met buurtrechten, right to challenge vanuit de buurt, daarvoor heb je een organisatiegraad nodig. Dat soort zaken moet je als overheid niet zelf gaan doen’.

Marcel: ‘Moet de gemeente dan niet veel meer een procesregisseur zijn dan een inhoudelijk bepaler?’

Jeroen: ‘Als je doelt met procesregisseur op kwaliteitsborging en ingrijpen op het moment dat het niet goed gaat, maar nog wel verantwoordelijkheid hebben voor de kwaliteit van het proces, dan spreken we ongeveer over hetzelfde. Maar ik vind het te kwetsbaar als je zegt: overheid wij trekken ons terug en maatschappelijk middenveld pak het op’.

Erwin: ‘Dan zou er een kwaliteitssysteem moeten komen om het maatschappelijk middenveld te toetsen?’

Jeroen: ‘Ja, maar ook de mogelijkheid om de overheid aan te spreken op resultaat. Uiteraard zit er veel capaciteit, bereidheid en energie in de samenleving om zich in te zetten. Dat moet je faciliteren, maar ik zie dat wel vanuit een rol van de overheid.’

Hoe bewaak je de kwaliteit van de sector bewindvoering?

Erwin: ‘Over de inrichting van het bestel en de controle van kwaliteit van bewindvoerders gesproken. De rechtbanken pakken nu een rol, niet zijnde een zelfstandig bestuursorgaan’.

Marcel: ‘Daar heb ik moeite mee. Ik vind dat de controle bij een externe partij moet liggen en niet bij een rechtbank. Daarom pleit ik voor een extern Bureau Financieel Toezicht.’

Jeroen: ‘Waarom geen controle door de rechtbank?’

Marcel: ‘Een rechtbank kan in mijn optiek een organisatie niet goed auditen. Rechters zijn geen accountants’.

Jeroen: ‘Bij de wetsbehandeling heb ik me die vraag ook gesteld. Maar financiële deskundigen zijn toch ook in te huren door een rechtbank?’

Marcel: ‘Dat gebeurt ook. De hele controle van organisaties is gecentraliseerd, dat doet de rechtbank in Den Bosch. Maar de controle vindt nu plaats op procesniveau, terwijl als we kijken naar beschermingsbewind en belendende dienstverlening, de focus veel meer moet liggen op rendementsniveau. Wat willen we eigenlijk realiseren? Dan richt je je meer op de dienstverlening en niet op de wijze van organisatie. In principe kiest elke bewindvoerder ervoor om dit vanuit een bepaalde vorm van maatschappelijke betrokkenheid goed georganiseerd te doen. Maar wat ik me afvraag is, moet je als rechtbank willen dat je zowel kwaliteitscontrole als rechtspraak doet? Vindt u niet dat we moeten doorontwikkelen naar een zelfstandig bestuursorgaan?’

Jeroen: ‘De gedachte was toch dat de eigen beroepsorganisatie veel aan kwaliteitscontrole en verbetering kon doen, samen met dwingend tuchtrechtelijke maatregelen? Daarmee is de cirkel volgens jullie niet gesloten?’

Erwin: ‘Nee, dat zie ik als een slager die zijn eigen vlees keurt. Ik ben zelf ook voorstander van een zo extern mogelijke toetser, die hard kan ingrijpen als het noodzakelijk is. Ik vind dat we onszelf de maat moeten meten met strakke, verticale regulering, extern zwaar wettelijk verankerd. Wat dat betreft ben ik strenger op onszelf dan de rechtbank wil. Hoe kijkt u daar tegenaan?’

Jeroen: ‘Ik vind het te vroeg om te zeggen: het binnen de wet opgezette systeem functioneert nog niet. Volgend jaar evalueren we de wet. Van onvoldoende kwaliteitsborging naar een zelfstandig bestuursorgaan gaat mij te vlug. Zoiets moet je gewoon de tijd geven. Al is de valkuil het gevaar van overregulering. Op het moment dat de controle niet voldoende werkt, moet je deze eigenlijk extern en onafhankelijk beleggen, daarmee ben ik het eens.’

Marcel: ‘Om nog even terug te komen op die rol van de eigen beroepsorganisatie. Organisaties maken vrijwillig de keuze om hieraan mee te doen en kunnen op een bepaald moment aangeven dat zij niet meer onder het juk van de beroepsorganisatie willen vallen.’

Jeroen: ‘In mijn gedachte zou je dan een probleem kunnen krijgen met de rechtbank bijvoorbeeld.’

Marcel: ‘Dit is niet juist. De toetsingscriteria van de rechtbank kunnen dan volstaan zonder dat er nog een externe controle plaatsvindt.’

Erwin: ‘Best een bijzondere situatie: Recourt wil de controle en toetsing in de hand hebben, maar legt de controle in eerste instantie bij een beroepsorganisatie in plaats van bij een zelfstandig bestuursorgaan.’

Jeroen: ‘Dat is waar, maar op de individuele casus zit een rechterlijke toets. Hoe onafhankelijk wil je het hebben? Laten we vooral eerst kijken of de beroepsorganisatie doet wat ze moet doen.’

Hoe zorgwekkend is de toename van het beslag op de bijzondere bijstand?

Erwin: ‘In die zin vindt u de toename van het beslag op de bijzondere bijstand ook niet alarmerend? Dat verwijten gemeenten bewindvoerders vaak. Gemeenten gaan nu kijken hoe ze de schuldhulpverlening kunnen downgraden in het belang van de begroting en de regelgeving.’

Jeroen: ‘Ik vind dit wel een probleem, maar de ene gemeente zal hierin anders opereren dan de andere. Als dit een landelijke trend is, dan is ingrijpen nodig, maar ik ben er een beetje huiverig voor. We moeten oppassen dat niet alle decentralisaties vol met voorwaarden worden gepompt, waardoor het eigenlijk schijndecentralisaties zijn. We zitten nu in het proces waarin we een en ander moeten laten beklijven. Maar gaat er bij gemeenten iets niet goed, dan moeten gemeenteraadsleden hen hierop moeten aanspreken en niet Den Haag.’

Erwin: ‘Mijn angst is dat gemeenten alles (dus ook bewindvoering) naar zich toe willen trekken, om maar in control te blijven. Het lijkt dan of er geen extra kosten zijn, omdat er geen gebruik meer wordt gemaakt van bijzondere bijstand, maar dan is er sprake van verborgen kosten. Dat marktpartijgedrag is funest. Ik vind het belangrijk om juist het maatschappelijk middenveld beter te positioneren en ervoor te zorgen dat bewindvoerders zich meer als maatschappelijk ondernemers gaan gedragen dan als commerciële bewindvoerder.’

Jeroen: ‘Het is gevaarlijk als gemeenten zeggen: we doen het zelf wel, want dan onttrek je ze aan de kwaliteitsborging waarover we eerder spraken. We hebben juist een systeem bedacht waarin de bewindvoerder aangesteld wordt door de kantonrechter. Daar moet je niet een constructie naast zetten waarin die borging weer niet zit. Dat vind ik wel een zorgelijke ontwikkeling.’

Marcel: ‘De toename van de bijzondere bijstand begint pijn te doen bij gemeenten. Dat maakt dat ze zoeken naar mogelijkheden om kosten te besparen. Het is natuurlijk heel bijzonder dat een gemeente een beschermingsbewind uitvoert. Gemeenten willen net als voorheen weer de regie terugnemen, maar dat is geen zelfredzaamheid bevorderen. Het is overnemen van de taken van een bewindvoerder, gestuurd uit kostenoogpunt en niet vanuit de opbrengst. Die is nog steeds onduidelijk.’

Kan de motie over de kosten en baten van bewindvoering hierin duidelijkheid brengen?

Jeroen: ‘Het is vechten tegen de kokergedachte. Rechters, gemeenten, advocaten, iedereen heeft een budget. Kijk je over de hele keten wat het meeste rendement oplevert, dan gaat iedereen steigeren. Dat zit in de genen van ministeries en maatschappelijke organisaties. Iedereen schiet in een verdedigende houding als je dreigt om een deel van de financiering weg te halen en aangeeft dat je het pas weer terugkrijgt als je maatschappelijk rendement kan aantonen.’

Marcel: ‘Het gaat zelfs verder. Je krijgt het pas weer terug als je het algemeen maatschappelijk rendement kunt aantonen.’

Jeroen: ‘Het beoogde rendement zit vaak aan het begin van het proces, terwijl de kosten meestal aan het eind zitten. Om dat proces te doorbreken zouden we een pilot moeten starten met alle stakeholders, waarin we eerst kijken naar wat het meest effectieve proces is. Daarna zouden we pas naar de inzet van middelen moeten kijken. Afgelopen begroting heb ik weer een motie hierop ingediend, maar die heeft het niet gehaald. Al heb ik de nodige realiteitszin, ik ben ervan overtuigd dat het deze kant op moet. Politiek is een kwestie van lange adem. Het duurt allemaal jaren, maar op een gegeven moment lukt het wel. Mijn strijd is nog niet klaar, daarom roep ik op tot een pilot!’

Erwin: ‘Ik zou ook willen pleiten voor een pilot. Sterker nog: wij financieren een pilot door bewindvoering van onderop te laten plaatsvinden. Ons belang is om de zorgvrager te helpen. Probeer dat maar eens tussen de oren van alle partijen te krijgen!

Laten we afspreken dat we onder uw regie een pilot starten met een aantal gemeenten en andere partijen. Dan mag u aftrappen en druk zetten op alle partijen. Na een half jaar komen we weer langs om verantwoording af te leggen en om te kijken wat we hebben bereikt.’

Jeroen: ‘Een mooi initiatief! Fijn dat de sector meedenkt en met verbetervoorstellen komt. Ik ben blij met de uitkomst van dit gesprek.’