“Ik ben doorgaans heel nuchter, behalve soms op zaterdagavond.” René Peters ís waarvoor hij door ons allemaal wordt betaald: een volksvertegenwoordiger. Een joviale Brabander in spijkerbroek die in zijn krappe werkkamer de deur gewoon open laat staan. Niks schimmige politieke deals in achterkamers noch persvoorlichters die zenuwachtig meekijken. Bij het geven van zijn visitekaartje inclusief mobiele nummer verzekert Peters dat hij gewoon de telefoon opneemt. En het interview nalezen? “Nee joh, dat doe ik eigenlijk nooit.”

Toch gaat achter het beeld van een simpele volksjongen met een zuidelijke tongval – zeg maar een christendemocratische variant van een SP’er – een doorgewinterde specialist op het gebied van jeugdzorg en schuldhulpverlening schuil die met iedereen die een goede idee heeft graag afspraken wil maken. “Je hoort van mij nooit een zwaar ideologisch verhaal; een katholiek met schulden heeft geen andere problemen dan een socialist.”

Het CDA-Kamerlid ‘onthult’ dat er nog tinten van GroenLinks in het coalitieakkoord van Rutte III verscholen gaan. Aanvankelijk begon René Peters samen met Linda Voortman, inmiddels wethouder Sociale Zaken in de gemeente Utrecht, met het schrijven van de nieuwe kabinetsplannen. Nadat GroenLinks afhaakte bij de vorming van de coalitie nam Carola Schouten (ChristenUnie) de pen van Voortman over maar de grondtoon bleef gelijk. In de wandelgangen gaat het verhaal dat Schouten, die als Tweede Kamerlid al vooraan stond bij discussies over schulden, haar zinnen had gezet om minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) te worden. Maar in de uitruil van kabinetsposten en kandidaten ging de buit uiteindelijk naar D66 (Wouter Koolmees) en de VVD (Tamara van Ark). Of René Peters als mede-architect van het armoedebeleid van het huidige kabinet niet stilletjes ook even had gehoopt om in de Treves-zaal aan te mogen schuiven, hebben we beleefdheidshalve maar niet gevraagd. Of eerlijker, die vraag schoot ook pas door ons hoofd toen we het gebouw van de Tweede Kamer alweer verlaten hadden.

Levend document
Met deze blik achter de schermen van de kabinetsformatie wil René Peters maar aantonen dat schuldhulpverlening en armoedebeleid wat hem betreft niets met partijpolitiek te maken hebben. Ook nu nog is hij van harte bereid om het coalitie akkoord open te breken als iemand met een interessant verbeterpunt komt. Het kabinetsbeleid is wat hem betreft niet in beton gegoten maar een ‘levend document’ dat altijd aangepast kan worden wanneer de praktijk daarom vraagt. In de overleggen tussen de Vaste Kamercommissie SZW en de staatssecretaris lijkt de oppositie wel te zijn verdwenen en worden eensgezind problemen benoemd en oplossingen gezocht. “Staatssecretaris Van Ark wil dat ook, zij wil echt slagen maken”, bezweert Peters. Ook binnen zijn eigen fractie vinden nooit lange discussies plaats over standpunten. “Wat de woordvoerder vindt, is de fractielijn. Dat werkt een stuk sneller.”

Stroomschema
Maar ondanks de brede consensus op het Binnenhof dat het thema schulden nu echt op de politieke agenda staat, moet Peters vaak met een zucht constateren dat het om een hele complexe materie gaat waarin aan ontzettend veel knoppen tegelijk moet worden gedraaid. “We hebben een stroomschema met vijfduizend factoren waarbij het routeboek van de NS wel een speelplein lijkt. Het voelt soms alsof we de Bijbel aan het herschrijven zijn. Er zitten zo ongelooflijk veel haken en ogen aan en je moet maatregel voor maatregel afpellen. En soms hebben departementen ook tegenstrijdige belangen. Dan krijgt Tamara een telefoontje van een collega dat het wel een leuk plan lijkt maar te veel geld kost of te complex is. Dan moeten we het stroomschema weer bijstellen. Ik ben heel pragmatisch maar loop soms ook tegen onmogelijkheden aan of wetten die met elkaar conflicteren. Zo’n beslagvrije voet – daar hebben we een prachtige afspraak over gemaakt. Hoe je die dan vervolgens berekent, daar wordt zelfs binnen de overheid verschillend over gedacht. In de uitvoering gaat het dan weer mis en dat is gewoon klote.”

Dwarsliggers
Of neem de eis dat alle schuldeisers in moeten stemmen met een voorstel bij een minnelijke schikking, probeert Erwin Bel, daar hebben we ontzettend veel last van. “Dat is taai! Niet te geloven!”, reageert Peters getergd. “Er zijn altijd wel hufters die dwarsliggen en die moeten we aanpakken. Wat mij betreft volgt er gewoon een akkoord wanneer tien van de vijftien schuldeisers het eens zijn en dan stap je naar de rechter en zet die een handtekening. En als een schuldeiser niet binnen drie weken reageert dan komt er een vinkje voor akkoord achter zijn naam. Hoe je dat juridisch moet regelen, zal mij worst zijn maar dan wordt het eigendomsrecht op mijn tafel gegooid en beginnen drie ministeries zich er mee te bemoeien. Dan komt er zand in de motor en ga je noodgedwongen langzamer rijden. Zelfs iets als een centraal incassoregister wat in dit digitale tijdperk toch zo geregeld zou moeten kunnen worden, vraagt enorm veel tijd.”

Heimwee
René Peters lijkt soms met enige heimwee terug te denken aan de tijd toen hij in zijn woonplaats Oss wethouder was voor de portefeuille die hij nu in de Tweede Kamer beheert en met de modder aan zijn schoenen weinig last had van complexe wetgevingsdilemma’s. “Ik geef jou de opdracht om mensen te helpen, wat heb je daarvoor nodig?”, zei hij steevast tegen zijn medewerkers. Gewoon je handen uit de mouwen steken, niet zeiken over procedures en regels en oplossingen zoeken. Het was een volledige cultuuromslag binnen het gemeentelijke apparaat maar het lukte wel om de boel in beweging te brengen. Medewerkers die aangaven bang te zijn om door een leidinggevende bestraft te worden omdat de regels niet strikt waren gevolgd, gaf hij een aloude spreuk mee: “Zijt gij kwaad omdat ik goed doe?”.

Slimme ondernemers
Toch kunnen ook op gemeentelijk niveau lastige dilemma’s de kop opsteken. “Een gemeenteraad stuurt op aantal en budget. Maar soms levert een hoger budget, bijvoorbeeld voor de schuldhulpverlening, meer maatschappelijk rendement op. Dat kan knellen met het doel om een sluitende begroting rond te krijgen.” Ook ziet Peters slimme ondernemers die snel op kansen inspringen en daarmee de gemeente voor het blok zetten. “Ik kwam laatst langs een enorm kantoor dat zich richt op het helpen van kinderen met dyslexie. Daar ben ik ingedoken en het bleek dat er een bedrijf achter zat met 145 vestigingen. Honderd-vijf-en-veertig! In zo’n bedrijf werkt een salesmanager die beloond wordt voor de targets die hij haalt. Dan komen er gratis inloopspreekuren en screenings onder het motto: ‘Ik heb oplossingen dus ga ik op zoek naar problemen’. Een gemeentelijke begroting kan volledig leeglopen op de kosten die er opeens voor de huiswerkbegeleiding van kinderen met dyslexie moeten worden betaald. Of je besluit als gemeente om de scootmobiel te vergoeden. Rijden er binnen een paar maanden honderden mensen op zo’n ding op kosten van de gemeentekas. Daarmee maak je gemeenten kopschuw om sociaal beleid te ontwikkelen.”

Besparen
René Peters geeft Marcel Kooi volledig gelijk dat het goed inregelen van financiële hulpverlening de beste manier is om geld te besparen. “Mensen met problemen helpen, begint vrijwel altijd met het stabiliseren van de financiële situatie en het wegnemen van de stress door de enveloppen van schuldeisers die iedere dag door de bus komen. Dat zeggen mensen ook zelf wanneer je ze vraagt waarmee ze het meest geholpen worden. Een schuldhulpmaatje is daarvoor niet voldoende, die heeft hoogstens een rol om goede nazorg te bieden. Je moet meteen professionele hulp inzetten om een doorbraak te forceren. Ik heb in een gezin weleens dertig hulpverleners geteld. Die staan kansloos aan de kant wanneer niet eerst een schuldhulpverlener aan de slag gaat om de financiële wanhoop aan te pakken.” Die externe hulp is soms ook nodig om de gemeentelijke post de baas de kunnen, stelt Marcel. “Eens”, beaamt Peters, “Ik heb met mijn vrouw een avond besteed om het aanvraagformulier van de gemeente te doorgronden voor het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen. Nou heb ik zelf twee academische titels maar we kwamen er niet uit…”

Rechtsgelijkheid
“We lopen vast omdat de rechtsgelijkheid van iedere burger ons belangrijkste dogma is. Om ergens aanspraak op te kunnen doen, moet je de rechtmatigheid kunnen toetsen. Dat leidt tot juridisering en vinklijstjes. Je bent daardoor niet meer bezig om oplossingen te vinden maar om problemen te creëren. Ambtenaren gaan daardoor risicomijdend gedrag vertonen. De menswaardigheid zou voorop moeten staan. Wanneer je de gemeenschapszin centraal stelt, zoals we doen in de christendemocratie, wil je dat ieder mens meetelt en niet dat individuele rechten en plichten de boventoon voeren.”

Publiek-privaat
Peters is daarom ook groot voorstander van publiek-private samenwerking. Het betrekken van het maatschappelijk middenveld biedt meer kansen dan de overheid die alles bij zichzelf houdt. Ook commerciële schuldhulpverleners met een maatschappelijke insteek die hun rendement niet gebruiken om aandeelhouders te spekken maar investeren in betere dienstverlening, kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Erwin Bel haakt daarop in door rekenvoorbeelden van gemeenten die de schuldhulpverlening uitbesteden omdat zij wettelijk verplicht zijn om een minnelijke schikking uit te voeren terwijl zij met beschermingsbewind en een Wsnp-bewindvoerder veel goedkoper uit zouden zijn. Peters: “Ik zou daar meer over willen horen. Ik zie ook dat het beschermingsbewind en de rol van de bewindvoerder zich anders ontwikkelt dan we vroeger bedacht hebben. Die regeling was aanvankelijk bedoeld voor bijvoorbeeld een oom die zich ontfermde over een neef met Down of een dochter van een ouder met Alzheimer. Nu wordt dat steeds meer geprofessionaliseerd en dat is een goede zaak waar de huidige regels nog onvoldoende op inspelen. Vaak is beschermingsbewind een structurele voorziening die direct samenhangt met een chronische aandoening – waar nu zo’n 16.000 mensen gebruik van maken – en misschien ook uit de zorgverzekeringswet zou moeten worden gefinancierd, zoals jij voorstelt, en niet uit de bijzondere bijstand. Ik kan die redenering volgen.”

Keurmerk
We eindigen met een punt van zorg. René Peters lijkt gevoelig te zijn voor het pleidooi om voor bewindvoerders een keurmerk in te voeren. “Als wethouder wilde ik cowboys geen kans geven en daarom zou een keurmerk kunnen helpen om dat soort types op een zwarte lijst te zetten en zo te kunnen weren.” Bel waarschuwt dat hier een commerciële partij achter zit die het verstrekken van een keurmerk als een verdienmodel wil exploiteren. Hij reikt een alternatief aan dat verder gaat. Geef het Landelijk Kwaliteitsbureau ruimere bevoegdheid en middelen om kwaliteit te toetsen. “Daar moeten we een keer over doorpraten”, zegt Peters enthousiast, “je hebt mijn telefoonnummer!”

René Peters werd in 1975 geboren in het Brabantse Oss. Na een studie geschiedenis aan de Radbouduniversiteit Nijmegen en een postdoctorale lerarenopleiding aan diezelfde universiteit ging hij in 1999 aan de slag als docent geschiedenis en levensbeschouwing aan het Hooghuis in Oss, onderdeel van het Carmel College Hengelo. Een jaar later werd hij afdelingsleider van het VMBO op deze school. Vanaf 2003 werd René Peters actief binnen het CDA, zowel lokaal als provinciaal. Hij schreef mee aan het verkiezingsprogramma en vervulde verschillende bestuurlijke rollen binnen de lokale afdeling, onder meer als voorzitter. In 2007 werd hij senior adviseur en interim-manager bij BMC, een adviesbureau voor de publieke sector. In 2009 keerde hij terug naar het onderwijs en werd directielid van het Farrel College in Amersfoort. Vanaf 2011 was hij wethouder sociale zaken, jeugd, onderwijs, zorg en participatie in Oss. Daarnaast werd hij in 2014 voorzitter van de landelijke werkgroep armoede van het CDA. Na de verkiezingen in maart 2017 trad hij aan als lid van de Tweede Kamer voor het CDA. René Peters is getrouwd en heeft een dochter.

door: drs. Erwin Bel, Joyce Brandt, Marcel Kooi MBA en Jan Willem Wits