Ondersteuning vanuit de leefwereld vraagt om outside the box-denken

De gemeente Zaanstad denkt net als veel andere gemeenten vanuit systemen. Terwijl steeds meer inwoners deze systemen ervaren als een hindernis voor het effectief oplossen van hun problemen. De City Deal Inclusieve Stad, die de regelgeving eenvoudiger maakt en ruimte biedt voor flexibiliteit en maatwerk, biedt uitkomst. Rob Monen voelt wethouder Jeroen Olthof en Marjolein Smith aan de tand over deze ondersteuning vanuit de leefwereld.

Wat is de kern van de Inclusieve Stad?

Jeroen: ‘We horen vaak van burgers dat regelgeving hen beperkt. Maar de ervaring leert, dat niet de wetgeving een hindernis vormt; de beperking zit veelal in de interpretatie door beleidsmakers op lokaal niveau. In de City Deal Inclusieve Stad, ondertekend door de ministeries van BZK, SZW en VWS en de vijf gemeenten Leeuwarden, Utrecht, Eindhoven, Enschede en Zaanstad, staan afspraken over het verbeteren van de ondersteuning aan inwoners die op meerdere terreinen hulp nodig hebben. De kern van de Inclusieve Stad is, dat iedereen moet kunnen meedoen in zijn stad. Wat heeft iemand nodig om de regie over z’n leven terug te krijgen en waar knellen de regels? Dat is de centrale vraag, gericht op de leefwereld.

De gemeente Zaanstad heeft vanuit de decentralisatieopgave wijkteams ingesteld, om vervolgens te constateren dat we zelf al jaren de grootste bottleneck zijn. Ook wij hebben altijd vanuit het systeem gedacht. Via de Inclusieve Stad proberen we nu een ommezwaai te maken. Enerzijds moeten ministeries outside the box-denken en de regelgeving loslaten. Dat is de makkelijkste weg, maar die kost tijd. Anderzijds is het veel effectiever om als gemeente zelf ruimte te creëren om hulpbehoevende inwoners maatwerk te bieden.’

Een veelgehoord geluid is, dat de Belastingdienst het samen meedenken richting maatwerkoplossingen in de weg staat. Zit daar beweging in?

Jeroen: ‘Binnen de City Deals is er een aanspreekpunt met ruimte en het mandaat om hierin mee te denken. Daar zit zeker beweging in. Ook wij hebben een handtekening gezet onder de City Deals, dus er is vanuit de ministeries commitment, maar daarmee veranderen de regels niet. Gelukkig heeft elke wet een soort hardheidsclausule, waarin afwijken van de regels in het belang van de burger is toegestaan. Maar in Nederland komen mensen alleen in aanmerking voor schuldsanering, als hun schulden onoplosbaar blijken en ze bijna verzuipen. Dan komen gemeenten pas in actie. Ons armoedebeleid is erop gebaseerd om mensen in armoede te houden. Daarom hebben we in Zaanstad, samen met de inwoners, nieuw armoedebeleid gemaakt dat verweven is met de wijkteams. Door preventief op te treden en te werken aan vroegsignalering, maken we mensen niet afhankelijk van dure schuldhulp. Armoede veroorzaakt overigens ook veel psychische problemen.’

Hiernaar is veel onderzoek geweest en daaruit blijkt in ieder geval, dat wanneer financiële problemen niet zijn opgelost, men nauwelijks toekomt aan het oplossen van andere problemen.

Jeroen: ‘In 2011 hebben wij in Zaanstad nog beleid met elkaar vastgesteld, dat we pas bereid waren om schulden op te lossen als iemand z’n voorliggende problemen had opgelost. Maar iemand met schulden en elke week een deurwaarder aan de deur, raakt zijn psychische problemen niet kwijt. Waar we tot 2015 vanuit systemen naar mensen keken, hoop ik nu dat we de stap durven zetten om de leefwereld centraal te stellen. Dat vraagt om een hele andere manier van denken. Lokaal gezien is hiervoor een andere interpretatie van het nationale armoedebeleid nodig. Tot 110 procent heeft iemand nog automatisch recht op de bijzondere bijstand, maar ook iemand die net z’n baan is kwijtgeraakt, een eigen woning en hoge kosten heeft, krijgt bijzondere bijstand. Wellicht kunnen we met een kleine interventie ervoor zorgen, dat juist deze mensen niet over drie jaar met grote schulden bij ons aan het loket staan.’

Een van de verruimingen in jullie beleid, is dus minder strak vasthouden aan die 110 procent? Zijn er meer oplossingen buiten de regels om?

Jeroen: ‘Klopt, niet meer star vasthouden aan die 110 procent-regel. Ook zijn we als gemeente twee jaar geleden gestart met een pilot maatwerk. Er is een team vangnet, waarvoor ik als bestuurder via een collegebesluit het mandaat heb gekregen, om daar waar regels knellen, deze te parkeren om in het belang van de burger een doorbraak te kunnen forceren. Dat was een stevig mandaat, ook financieel gezien. We hadden destijds zes ton voor alle wijkteams en jeugdteams beschikbaar, om in te zetten ter voorkoming van armoede. In het begin maakten de professionals hier nauwelijks gebruik van, maar inmiddels weten zorgverleners ons te vinden. Met dit maatwerk konden we bijvoorbeeld huurschulden afbetalen en huisuitzettingen voorkomen. We hebben onderzoek gedaan naar deze vroegtijdige interventies en daaruit bleek, dat 80 procent zowel financieel als ook maatschappelijk rendabel is. Dat is een heel mooi resultaat.’

In het vakgebied van bewindvoering vindt langzamerhand ook een omslag in denken plaats. In het verleden lag de focus vooral op het financiële huishoudboekje van de cliënt. Terwijl we nu veel meer op een goede manier willen participeren in zijn leefwereld en kijken wat hij nodig heeft. Hoe kunnen wij met ons werk op een goede manier aansluiten op deze beweging in de maatschappij?

Jeroen: ‘Ik vind dat bewindvoering als doel moet hebben om mensen uiteindelijk ook weer zelfstandig te laten leven. De kosten die gemeenten aan bewindvoering kwijt zijn stijgen enorm. Daarom zijn we ook met bewindvoerders in gesprek. Bewindvoering is wat mij betreft het vangnet voor financiële problemen. Maar er zijn ook eerdere fases, waarin mensen hulp kunnen gebruiken. Via budgetbeheer bijvoorbeeld, dat kunnen mensen hun leven lang nodig hebben.’

Marjolein: ‘Beschermingsbewind was er oorspronkelijk voor mensen die niet in staat waren om hun eigen financiën te beheren. Een bewindvoerder was vertegenwoordiger van een kwetsbaar iemand. Daar is schuldenbewind bijgekomen en dat is een heel ander soort bewind. Dit zijn mensen die vaak tijdelijk niet in hun eigen kracht staan of waarbij er sprake is van verkwisting. De ervaring leert dat er vaak meer aan de hand is. Het ene probleem veroorzaakt een ander probleem als een soort vicieuze cirkel. Maar deze nieuwe grond en nieuwe doelgroep vraagt om nadenken over financiële zelfredzaamheid van een bewindvoerder.’

Rob: ‘Als je dit plaatst in historisch perspectief, signaleer ik twee stromingen. De eerste is outside the box-denken en bedenken hoe we op een slimme manier onze cliënten en inwoners kunnen bedienen. Met als ultiem doel maatschappelijk rendement realiseren, door cliënten zonder maatschappelijke kosten sneller aan een oplossing te helpen. Een andere beweging is, dat het denken over de hele keten preventie-schulddienstverlening-nazorg pas zo’n vier geleden is gestart. In bijna iedere gemeente ligt de focus in de nota’s armoedebeleid veel meer op het perfectioneren van die keten. De ontwikkeling van de Inclusieve Stad past daar perfect bij. Het gaat er niet alleen om dat mensen meer maatwerkpakketten krijgen, maar ook om sneller oplossingen te bedenken voor knelpunten die zich voordoen.’

Jeroen: ‘Mijn uitgangspunt in alles wat ik doe, is het denken verplaatsen van de systeemwereld naar de leefwereld. Mijn grote zorg is alleen, dat we uiteindelijk bij gemeenten die vertaling vooral zien in een systeemwijziging. Dat gemeenten zeggen: “Wij hebben wijkteams en dus zijn we gedecentraliseerd.” Terwijl het wat mij betreft geen systeemwijziging is, maar een cultuurwijziging. Dit betekent dat professionals, bewindvoerders en gemeenten een andere houding moeten aannemen.’

Marjolein, hoe is jouw ervaring in de praktijk met deze wijkteams?

Marjolein: ‘Mijn ervaring met de wijkteams Zuid en Rosmolenbuurt is positief. Wat ikzelf heel mooi vind, is dat iemand bij ons wordt aangemeld via een wijkwerker. Zo hadden we een cliënt die in een instelling zat en buiten zijn schuld op straat kwam te staan, voor wie uiteindelijk opvang, een huis en alle voorzieningen voor inkomen zijn geregeld. Bij andere gemeenten word je van het kastje naar de muur gestuurd. Maar doordat de cliënt geen identiteitsbewijs had omdat hij op straat leefde, had de wijkwerker al met alle partijen geschakeld met een goed verhaal. Toen het bewind was uitgesproken, heb ik binnen twee maanden een volledig budget hersteld. Dat is veel sneller dan gemiddeld. Ik denk dat het knelpunt voor een groot deel de werkprocessen zijn. Als we met z’n allen beter naar de behoeften kijken in plaats van naar de regels, is sneller schakelen mogelijk. Wat volgens mij essentieel is in de samenwerking met wijkteams, is dat we er als partijen op moeten vertrouwen dat we het beste met elkaar voor hebben. Dit kunnen we alleen bewerkstelligen door uit te gaan van elkaars professionaliteit.’

Rob: ‘Er zijn in onze branche lange tijd twee fases onderbelicht gebleven: het voorzorg- en het nazorgtraject. Onze ambitie is niet om de klant vast te houden, maar om hem uiteindelijk van het bewind af te helpen. Maar dat betekent soms ook dat bewindvoerders meer instrumenten moeten hebben dan nu het geval is. Ideaal zou zijn, dat wanneer een klant klaar is om uit te stromen we ook een heel gericht nazorgpakket kunnen bieden, zodat maximaal succes mogelijk is. Aan de andere kant merken we dat wanneer dit traject niet goed is geregeld, er een kans bestaat op recidive.’

Marjolein: ‘In de praktijk zien we dat vaak. Het is inderdaad tweeledig. We willen cliënten niet laten vallen. Iemand met forse schulden staat gemiddeld vijf jaar of langer onder beschermingsbewind. Op het moment dat wij geen beschikking meer hebben, proberen we iemand met een afbouwperiode te begeleiden en diegene steeds meer zelf verantwoordelijkheid te geven. Maar voor iemand die jarenlang zijn eigen financiën niet meer heeft gedaan, is het moeilijk om dat ineens zelf te moeten doen. Er verandert enorm veel. Mensen die financieel beschermingsbewind zelf betalen, kiezen vaak voor de optie van budgetbeheer. Ook omdat ze dan de zekerheid hebben dat er nog iemand meekijkt.’

Rob: ‘We moeten ons vooral concentreren op de groep die leerbaar is en waarmee we stappen kunnen zetten.’

Jeroen: ‘Het is goed om in hen te investeren, maar aan de andere kant moeten we die andere groep niet vergeten. Sommige mensen ontvangen al tien jaar bijstand, maar hebben we nog nooit gezien.’

Rob: ‘Het betekent niet dat er voor mensen met een verstandelijke beperking of een chronische handicap niks meer mogelijk is. In deze gevallen bieden maatwerkinstrumenten uitkomst, om eventueel een lichtere vorm van ondersteuning aan te bieden en vervolgens heel gericht toe te werken naar afschalen. Die mogelijkheden zijn er, maar worden nog niet of onvoldoende efficiënt ingezet.’

Jeroen: ‘We moeten constant nieuwe vormen van maatwerk blijven ontwikkelen.’

Iets heel anders, in het armoedebeleid staat dat de gemeente meer moet sturen op de kwaliteit van bewindvoerders. Hoe gaan jullie dit doen?

Jeroen: ‘We hebben zoals gezegd een eerste stap gezet door het gesprek aan te gaan met bewindvoerders. Uiteindelijk willen we met een groep bewindvoerders samenwerken die eenzelfde visie en dezelfde verwachtingen deelt. We merken dat bewindvoerders vrij snel een aanvraag voor bewind indienen bij de rechter. Daarom praten we ook met de rechterlijke macht om hen te bewegen niet te makkelijk bewindvoering toe te kennen, maar ook om te onderzoeken wat er voorliggend mogelijk is. Uiteindelijk zoeken wij partners waarop we kunnen vertrouwen. Dit vraagt, net als bij de samenwerking met de wijkteams in Zuid en in de Rosmolenbuurt, om investeren in relaties.’

Rob: ‘Daarin vinden we elkaar, zeker in het kader van de Inclusieve Stad. Ook bewindvoerders moeten meer outside the box-denken en de samenwerking opzoeken.’

Jeroen: ‘Wat ik leuk vind aan de gemeente Zaanstad, is dat we niet hebben geïnvesteerd in hele dikke nota’s, maar in het verhaal. Eigenlijk vertellen jullie precies hetzelfde verhaal als wij. We moeten onze dienstverlening beter aansluiten op de leefwereld vanuit de wijken, dat is de essentie.’

Door: Femke Okx en Rob Monen 

Als wethouder van de gemeente Zaanstad heeft Jeroen Olthof de onderwerpen Minimabeleid, Jeugd&Zorg, Wonen, WMO, Sport en Herstructurering in zijn portefeuille. Onder andere in deze gemeente werkt Rob Monen aan de financiële gezondheid van cliënten als directeur van Humanitas Financiële Hulpverlening. Een gebied waar gemeentelijke wijkteams maatwerk realiseren voor inwoners die meerdere vormen van ondersteuning nodig hebben. Marjolein Smith staat als teamleider en collega van Rob rechtstreeks met de wijkteams in contact.