“Je kan niet veralgemeniseren en zeggen: de gemeenten doen het verkeerd. Maar het algemene beeld is dat het onvoldoende resultaat oplevert wat de gemeenten doen”, aldus advocaat Arnoud Noordam onlangs bij KRO-NRCV’s De Monitor. De redactie is een maand lang in de schuld­hulpverlening gedoken. Het resultaat leverde vooral veel wijzende vingers op. Zo was wethouder Pieter Heijkoop (Dordrecht) nou juist weer kritisch op particuliere bewindvoeringsbureaus. “Juist kwetsbare mensen moet je niet aan de markt overlaten”, stelde Heijkoop. Rechter Matthieu Verhoeven legde de bal weer bij de gemeenten. Die leiden volgens de rechter veel te weinig mensen door naar de Wsnp of zorgen voor onnodige vertraging. Wat ons betreft moeten we deze loopgraven snel verlaten en samen zorgen dat zoveel mogelijk mensen de beste kans krijgen om uit de schulden te komen.

De NVVK bestaat al meer dan tachtig jaar en heeft daarbij steeds op twee belangrijke pijlers gesteund: een lokale aanpak en publiek-private samenwerking. Het denken in tegenstellingen tussen ‘overheid’ en ‘markt’ laat de kans liggen om vanuit het maatschappelijke midden partijen te binden die samen aan de slag gaan om te voorkomen dat mensen aan de zijkant van de samenleving komen te staan. Een lokale aanpak biedt daarvoor de beste basis. Dat vonden we toen en dat vinden we nog steeds, ook al is de samenleving in de afgelopen decennia enorm veranderd.

Decentralisatie
Met de decentralisatie van de schuldhulpverlening zijn gemeenten bij wet verplicht om mensen met problematische schulden een hand toe te reiken. Hoe ze dat doen, is aan iedere gemeente zelf. Gemeenten en andere organisaties die bij de NVVK zijn aangesloten, hebben wel basisafspraken gemaakt om een zeker kwaliteitsniveau te garanderen. Toch kan iedere gemeente het nog steeds naar eigen smaak en mogelijkheden inrichten. Ook door het zelf op te pakken, de uitvoering aan anderen over te laten of met meerdere partijen allianties aan te gaan.

Regie
Decentraal is een mooie basisgedachte. Het past ook bij ons land waarin altijd het ‘subsidiariteitsbeginsel’ heeft gegolden: geen centrale overheid die met strakke hand de regie voert, zoals in Frankrijk, maar hou beleid en uitvoering op een zo laag mogelijk bestuurlijk niveau. Pas wanneer vraagstukken de lokale grenzen overstijgen, schakel je op naar een hoger bestuurslaag. Een plek van een stoplicht regel je binnen de gemeente, de aanschaf van de JSF gebeurt in Den Haag.

Starre regelingen
Ook de keuze om alles wat er gebeurt in het sociaal domein zo veel mogelijk bij de gemeente te laten, inclusief de schuldhulpverlening, sluit daar goed bij aan. De gemeente kent de lokale situatie en staat doorgaans dicht(er) bij de burger. Het biedt meer mogelijkheden om maatwerk te leveren dan bij ‘starre’ landelijke regelingen. En het biedt meer ruimte voor een integrale aanpak, bijvoorbeeld door samenwerking met bijvoorbeeld wijk- en buurtteams, welzijnsorganisaties én schuldhulpverleners.

Toeslagen
Vaak zorgt een decentrale aanpak ook voor kostenbesparingen en meer efficiëntie omdat landelijke regelingen dikwijls de neiging hebben om enorme uitvoeringsinstanties te baren en bureaucratische doolhoven in te richten (prikkelend idee: stel dat we het toeslagensysteem bij de gemeenten zouden hebben belegd? Zouden we daar niet veel ellende mee hebben kunnen voorkomen, inclusief de 1,6 miljard euro die de Belastingdienst nu heeft openstaan wegens te veel betaalde toeslagen?!). En idealiter zorgt lokaal maatwerk ook voor meer draagvlak bij burgers, omdat een helpende hand voor een buurman eerder wordt gewaardeerd dan steun voor een hulpbehoevende aan de andere kant van het land.

Gesloten deur
Toch zien we de afgelopen tijd meer kritiek ontstaan op de wijze waarop sommige gemeenten de schuldhulpverlening aanpakken. Iedereen beaamt dat het in heel veel gemeenten wel goed gaat, maar dat er (te) veel gemeenten zijn waar mensen onvoldoende hulp krijgen. Of dat er te grote verschillen bestaan tussen gemeenten waardoor iemand met geldproblemen in de ene gemeente wel wordt binnengelaten bij de schuldhulpverlening maar bij een naburige gemeente voor een gesloten deur komt te staan.

Politieke kleur
Vaak wordt gedacht dat verschillen in politieke kleur de reden zou zijn voor zulke verschillen, met de aanname dat een meer progressief gemeentebestuur ruimhartiger zou zijn voor schuldenaren dan colleges met een rechtser profiel. Soms zullen er inderdaad verschillende politieke keuzes worden gemaakt. Ik vraag mij alleen af of dat de enige reden is. Ik zie in de landelijke politiek dat het debat over armoede en schuldhulpverlening vooral praktisch en consensus gedreven is. Zelfs ter rechterzijde van de Tweede Kamer is er niemand (meer) die roept dat mensen met schulden dat helemaal aan zichzelf te danken hebben en ook zelf maar moeten zorgen dat ze uit de shit komen. Waarom zou die landelijke consensus dan lokaal uit elkaar spatten en leiden tot totaal verschillende sporen in de totstandkoming van gemeentelijk beleid? Staan lokale politici afwijzender ten opzichte van een menselijke en barmhartige schuldenaanpak dan hun landelijke collega’s? Ik merk dat niet aan mijn contacten met lokale bestuurders, integendeel. Bovendien wordt de ruimte voor gemeentelijke differentiatie begrensd door de wettelijke verplichting om schuldhulpverlening aan te bieden.

Geld
Dat er toch forse verschillen kunnen bestaan tussen gemeenten heeft in mijn observatie voor een belangrijk deel te maken met geld. Gemeenten krijgen geen landelijk geoormerkt geld voor schuldhulpverlening en zelfs niet voor de uitgaven binnen het sociaal domein. Zij moeten zelf keuzes maken hoe ze het geld verdelen en veel gemeenten doen daar ook eigen geld uit de lokale kas bij. Tegelijk zien wij in heel veel gemeenten de budgetten onder druk staan, onder meer door de hoge en soms sterk groeiende uitgaven aan het sociaal domein. Op alle fronten zien we gemeenten daarom knijpen, van de huishoudelijke zorg in de Wmo tot de toegang tot de schuldhulpverlening of de inzet van beschermingsbewindvoering. Of zelfs omdat het hele gemeentelijke apparaat wordt gedwongen om af te slanken en de schuldhulpverlening niet aan de kaasschaaf ontsnapt. Dat leidt tot onmogelijke dilemma’s en een roulette met hoofdpijndossiers. Waar komt het meeste gedoe over? Met een vastlopende jeugdzorg, vervuilde huizen van bejaarden of een minder toegankelijke schuldhulpverlening? Dat zijn bijna inhumane afwegingen, ook voor lokale bestuurders. In een recente brief dreigde de VNG zelfs om de gedecentraliseerde taken op het gebied van jeugdzorg en GGZ terug te geven aan het Rijk wanneer de landelijke overheid tekort bleef schieten om daar voldoende geld voor vrij te maken.

Hypotheek
Alhoewel wij vanuit de NVVK voortdurend benadrukken dat iedere euro die wordt geïnvesteerd in schuldhulpverlening tenminste twee euro aan maatschappelijk rendement oplevert, begrijpen wij best dat de wethouder Financiën daar lang niet altijd een boodschap aan heeft. Met maatschappelijk rendement kan je geen rekeningen betalen. Daarom wil de NVVK een open debat op landelijk en lokaal niveau met alle cijfers op tafel. Wanneer gemeenten een wettelijke verplichting uitvoeren, moeten ze ook de middelen in geld en mensen hebben om dit voor elkaar te krijgen. En niet gaan beknibbelen op effectieve maatregelen om problematische schulden te voorkomen, zoals preventie en vroeg signalering. Dan schuif je de rekening voor morgen voor je uit; als iemand weet dat je daarmee het risico loopt alleen maar grotere problemen te veroorzaken dan zijn wij als schuldhulpverleners het wel… De kritiek vanuit de landelijke politiek op gemeenten die de schuldhulpverlening niet goed op orde hebben, moet daarom niet tot een monoloog beperkt blijven. Wanneer een fatsoenlijke gemeentelijke schuldhulpverlening meer geld kost dan de gemeente in kas heeft, zal iemand moeten bijpassen. Daarnaast moeten we ons allemaal realiseren dat het bestrijden van armoede om een lange adem vraagt. Het voorkomen van armoede kost nu geld maar levert later meer op.

Beschermingsbewind
Bij de discussie over de financiering van de activiteiten in het sociaal domein en de schuldhulpverlening in het bijzonder zullen we soms misschien andere keuzes moeten maken. Een goed voorbeeld is het beschermingsbewind voor kwetsbare groepen, waarover ook op een andere plek in dit tijdschrift wordt gesproken. Schuldhulpverlening is een aan tijd gebonden interventie met als doelstelling om mensen met problematische schulden een ‘doorstart’ te laten maken en daardoor een nieuw perspectief te bieden. Het helpen van mensen om verantwoord met geld om te gaan die structureel niet in staat zijn om dat zelf te doen, bijvoorbeeld vanwege een chronische aandoening, is eigenlijk een hele andere tak van sport. Voor deze groep zou je de component financiële dienstverlening door bewindvoerders kunnen onderbrengen in het integrale pakket aan zorg- en hulpverlening dat deze mensen nodig hebben om (letterlijk en figuurlijk) op de been te blijven. Dat zet de deur open naar een andere vorm van financiering, bijvoorbeeld door zorgverzekeraars. Zo neem je ook de begrijpelijke zorgen van veel gemeenten weg voor de sterke stijging van het beroep op beschermingsbewind en leg je de regie bij organisaties die primair vanuit de zorg en niet vanuit een bijzondere vorm van financiële hulpverlening denken.

Bril
Verschillen in de gemeentelijke uitvoering van schuldhulpverlening kunnen om een andere reden ontstaan dan uit politieke onwil of een krappe begroting. Ook verschil in cultuur en organisatie kunnen daaraan debet zijn. Wanneer ik met een hele grofmazige bril naar de Nederlandse gemeenten kijk, zie ik drie type gemeenten. Vaak zijn de middelgrote gemeenten het beste toegerust om menselijke en effectieve schuldhulpverlening goed te organiseren. Zij hebben voldoende kennis van zaken en geld om een breed palet aan diensten in te zetten en die te integreren in de maatschappelijke dienstverlening vanuit de gemeente. Tegelijk zijn binnen het gemeentelijk apparaat de lijntjes voldoende kort om tijdig aan de bel te trekken, bijvoorbeeld als een collega die de gemeentelijke belastingen incasseert toch weer een dreigbrief stuurt of om bij een wethouder binnen te stappen wanneer zaken niet goed lopen.

Schaalgrootte
Bij kleinere gemeenten is dat informele netwerk natuurlijk nog beter belegd. Maar daar kan het voorkomen dat ze eigenlijk te klein zijn om een kwalitatief hoogstaande schuldhulpverlening in te richten. Simpelweg omdat ze niet weten hoe dat moet of de juiste mensen niet in dienst te hebben. Dat probleem zullen de meeste grote steden dan weer niet hebben. De belangrijkste kwetsbaarheid in die gemeenten is juist de schaalgrootte. Hoe uitgestrekter een gemeentelijk apparaat, hoe meer managementlagen er komen en hoe strenger de richtlijnen op het gebied van verantwoording en controle. Om zo’n groot schip varende te houden, ontkom je al snel niet aan het protocolisseren van werkprocessen die de ruimte voor individuele hulpverleners om creatief met regels om te gaan sterk verkleinen. Voordat je het weet, staat er een manager met een stopwatch achter je bureau die streng toekijkt of je niet te veel tijd besteedt aan lastige dossiers. En houden directeuren en beleidsadviseurs de deur naar de wethouder stevig dicht.

Basisnorm
De NVVK heeft niet de pretentie om de beste inrichting van het openbaar bestuur voor te schrijven. We sluiten wel aan bij de brede consensus dat mensen met problematische schulden niet buiten de boot mogen vallen door verschillen in de politieke kleur van colleges, gemeentelijke budgetten of de grootte van de lokale overheid. Daarom werken we met de VNG aan een landelijke basisnorm, waarin afspraken worden gemaakt over de kwaliteit en de dienstverlening die iedere gemeente zou moeten leveren. Zo voorkomen we rechtsongelijkheid tussen burgers zonder dat je meteen het positieve van decentralisatie terzijde schuift. De gemeenten realiseren zich terdege dat massieve Haagse kritiek op de wijze waarop gemeenten schuldhulp uitvoeren, kan leiden tot een heroverweging van het bestaande beleid en zelfs de roep om landelijke regie. Wij zijn ervan overtuigd dat dat niet goed is voor onze leden maar ook voor de mensen die wij willen helpen niet goed uitpakt.

Combinatie
Ook de ‘oplossing’ die bij De Monitor klonk om de rol van de gemeente en de inzet van de minnelijke regeling te beperken tot het zo snel mogelijk rondkrijgen van een dossier voor een Wsnp-traject lijkt ons niet wenselijk. Het is juist de combinatie van beide instrumenten waardoor we mensen met problematische schulden zo goed mogelijk kunnen helpen. Het begint natuurlijk allemaal met het in kaart brengen van alle schulden en het stabiliseren van de financiële situatie. Ook de ‘fans van Wsnp’ beamen dat daarvoor eerst de gemeente aan zet is. Dat moet snel en doortastend gebeuren, bijvoorbeeld door betere informatie uitwisseling en meer grip op vorderingen die nu soms met onbekende bestemming naar het buitenland verdwijnen.

Wachtkamer
Een maximale termijn om dat te regelen, kan een goede stok achter de deur zijn maar binnen de sector weten we allemaal dat een (groot) deel van de doelgroep per definitie veel moeite heeft om een begin van orde aan te brengen in de financiële chaos die hen boven het hoofd is gegroeid. Wanneer die mensen te snel voor de rechter komen te staan, kan dat ze zelfs van de regen in de drup brengen. Een afwijzing bij de rechter leidt ertoe dat mensen tenminste tien jaar in de wachtkamer verdwijnen. Daar wordt hun financiële situatie niet beter van. Dat het huidige Wsnp-traject soms in meer dan 90% van de gevallen tot een succes leidt, hangt juist samen met het feit dat de gemeente weet dat een dossier goed op orde moet zijn. Wanneer de tijd ontbreekt om die zorgvuldigheid te bewaken, zou dat weleens tot meer ellende kunnen leiden dan dat het bedoeld is om op te lossen.

Verhuizen
Bovendien is het nog maar de vraag of de rechtbanken voldoende capaciteit hebben om een enorme groei in het aantal Wsnp-aanvragen op te vangen en of zij voldoende kennis van zaken hebben om dit goed te regelen. Daarnaast zien we nu tussen rechtbanken soms grote verschillen bestaan. Sommige schuldhulpverleners raden cliënten zelfs aan om maar te verhuizen naar een plek waar rechters welwillender naar dossiers kijken dan in hun eigen woonplaats… Het zou dus wat merkwaardig zijn om de verschillen die er nu bestaan tussen gemeenten vanwege de decentralisatie ‘op te lossen’ door schuldhulpverlening volledig bij de rechters te beleggen die in hun opvattingen onderling (ook) zeer kunnen verschillen..

Vangnet
Met meer Wsnp als antwoord op tekortkomingen in het huidige minnelijke traject lopen we het risico dat we het spreekwoordelijke kind met het badwater wegspoelen. De Wsnp blijft een onmisbaar vangnet om ‘bijzondere gevallen’ toch een kans te bieden. Zij komen daarbij onder een strenger regime te vallen dan bij de minnelijke regeling en er is minder ruimte voor maatwerk. Om het minnelijke traject beter te laten functioneren, moeten we aan andere knoppen draaien. Bijvoorbeeld door de medewerking van schuldeisers aan een regeling minder vrijblijvend te maken. De zekerheid dat stug remmen leidt tot de gang naar de rechter waardoor er waarschijnlijk minder overblijft dan bij een minnelijke regeling kan dan ook aan de overtuigingskracht winnen om zelfs de nukkigste schuldeisers in beweging te brengen.

Wiel uitvinden
De ontwikkeling van de landelijke basisnorm door NVVK en VNG met betrekking tot gemeentelijke schuldhulpverlening in het minnelijke traject biedt wat ons betreft een unieke kans om het gesprek breder te trekken. Bijvoorbeeld door ook met rechters en bewindvoerders te kijken naar de aansluiting tussen de minnelijke regeling en de Wsnp en helder te krijgen wat we nu allemaal verstaan onder resultaat en kwaliteit. Wat ons betreft betrekken we daar ook de vraag bij of een bewindvoerder een maatschappelijk verantwoord verdienmodel hanteert om pure winstjagers te weren. Daarnaast zien we dat veel gemeenten nu eigen afspraken maken met bewindvoeringskantoren, bijvoorbeeld rondom de controle. Het gevaar dat iedere gemeente daardoor een eigen wiel gaat uitvinden én bewindvoeringskantoren met allemaal verschillende regelingen moeten werken, is daardoor groot. We hebben nu het momentum om alles op het gebied van schuldhulpverlening en bewindvoering integraal aan te pakken met duidelijke uitgangspunten waar iedereen mee uit de voeten kan.

Eilandjes
Door samen het gesprek aan te gaan, voorkomen we verkokering en ontstaan kansen om elkaars kwaliteiten optimaal te gebruiken en nieuwe coalities te sluiten. Dat biedt ook de basis voor het bieden van betere hulpverlening en innovatieve producten. Mensen die bij de gemeente aankloppen, verwachten dat ze snel uit de problemen zijn. Door meer samenwerking tussen gemeenten en bewindvoerders kunnen we ervoor zorgen dat processen zo vlot mogelijk doorlopen worden. Ook bij het adviesrecht voor gemeenten rond de vraag of een beschermingsbewind de beste oplossing is, zou aan de orde kunnen komen wie de gemeente een geschikte bewindvoerder acht. “De gemeente betaalt nu wel de rekening, maar heeft er niets over te zeggen”, mopperde een Twentse wethouder onlangs in de krant. Het zou goed zijn als daar verandering in komt, ook om het lokale draagvlak voor het inzetten van beschermingsbewind te versterken. Door als gemeente een voorkeur uit te spreken voor gecertificeerde bewindvoerders en samen procesafspraken te maken, ondervang je dat gemeenten het gevoel hebben dat zij blind de declaratie van cowboys moeten aftekenen. Bewind en budgetbeheer zouden ook een plek kunnen krijgen binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening, tijdens een schuldtraject maar ook als nazorg voor kwetsbare groepen zoals LVB’er om daarmee recidive te voorkomen. Wat de NVVK betreft, betekent de ontwikkeling van een landelijke basisnorm voor schuldhulpverlening daarom dat we ook kijken naar beschermingsbewind en budgetbeheer door gekwalificeerde bewindvoeringskantoren. Mensen met schuldproblemen verdienen dat we bruggen slaan en niet op onze eigen eilandjes blijven zitten.

Glans
Lokale uitvoering van schuldhulpverlening moet leiden tot betere resultaten, meer maatwerk, doelgerichte publiek-private samenwerking en een zo vlot mogelijk doorlopend proces. De huidige druk op gemeenten om die claims ook echt waar te maken, biedt de kans om de aloude overtuiging van de NVVK nieuwe glans te geven dat samenwerking tussen een brede coalitie van de lokale overheid en maatschappelijke organisaties en ondernemingen het meeste perspectief biedt voor mensen met financiële problemen. Onderlinge ‘fitties’ wie het beste in staat is om voor mensen het verschil te maken – we zouden ons er eigenlijk voor moeten schamen.

door: Marco florijn

Marco Florijn is oud-wethouder van Rotterdam en voorzitter van de NVVK, de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. Hij is actief in een politieke lobby.