In Nederland groeien 378.000 kinderen op in armoede[1], een enorm hoog aantal voor een rijk en welvarend land als Nederland. BPBI vindt dat dit anders moet en sloot zich daarom aan bij de Alliantie Kinderarmoede. Deze alliantie brengt organisaties uit alle hoeken van de samenleving bij elkaar om nieuwe, creatieve en slimme oplossingen te bedenken voor de aanpak van kinderarmoede. Vanuit de alliantie zet BPBI in op meer bewustwording, betere signalering en betere doorverwijzing.

Kinderen die in armoede leven kunnen vaak niet meedoen aan activiteiten op school of sport, muziek en dans. Meedoen kost immers geld. Ze lopen hierdoor meer risico op sociale uitsluiting, wat allerlei negatieve gevolgen kan hebben op ontwikkeling, gedrag en prestaties. “Deze kinderen leren weinig of geen andere rolmodellen kennen buiten de gespannen situatie thuis. Maar het is niet alleen het risico van sociale uitsluiting, het is ook de voortdurende stress door de samenloop met andere problemen, die een schadelijke invloed heeft op de toekomst van deze kinderen. Gebrek aan geld is een veel voorkomende reden voor ouders om de gezondheidszorg en hulpverlening te mijden, vanwege de angst voor extra kosten”, zegt Corno van Renssen. Zonder een effectieve aanpak van dit armoedeprobleem is de kans groot dat de kinderen zelf ook een toekomst in armoede tegemoet gaan, omdat de problemen vaak van generatie op generatie worden doorgegeven. Het doorbreken van deze armoedespiraal blijkt vaak ontzettend moeilijk. Daarom wordt kinderarmoede ook in politiek Den Haag onderkend als een hardnekkig probleem waarvoor snel concrete oplossingen nodig zijn. Zo trekt het kabinet sinds 2017 jaarlijks € 100 miljoen extra uit om armoede onder kinderen aan te pakken. Zodat kinderen toch kunnen meedoen met sport, muziek of een schoolreisje, ook als er thuis weinig geld is.

Positieve bijdrage
Armoede is een complex probleem, waarvoor niet één oplossing is. Het kan alleen worden teruggedrongen door een gezamenlijke verantwoordelijkheid te nemen. Dat is precies de gedachte achter de oprichting van de Alliantie Kinderarmoede, die is ontstaan vanuit een samenwerking tussen Missing Chapter Foundation, Alles is Gezondheid en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). Inmiddels bestaat de alliantie uit een honderdtal organisaties, waaronder een groot aantal gemeenten, Divosa, Unilever, Rabo Foundation en BPBI. Het doel van de alliantie? In 2030 zijn kinderen niet meer de dupe van armoede en zijn er geen nieuwe gezinnen meer die in armoede vervallen. Volgens Van Renssen komt de zorg voor financiën en de zorg voor de jeugd mooi samen in de Alliantie Kinderarmoede. “De wetenschap dat één op de negen kinderen in armoede opgroeit laat ons niet los. En een bewindvoerder is bij uitstek iemand die midden in de maatschappij staat en snel en gemakkelijk partijen met elkaar kan verbinden in het belang van zijn cliënten. Deze kinderen groeien op in gezinnen waar zich allerlei problemen opstapelen: in relaties, middelengebruik, psychische problemen, huiselijk geweld en financiële problemen. Daardoor worden de kinderen veelal teruggeworpen op zichzelf en op een omgeving met weinig positieve prikkels”, zegt hij. De cijfers over de enorme impact hiervan liegen er niet om: uit onderzoek blijkt dat de negatieve prikkels van een leven in schaarste leiden tot een blijvend verlies van vijftien IQ-punten op een leeftijd van 16 jaar. Het gaat dus niet alleen maar om financiële gezondheid, maar ook om fysieke en mentale gezondheid[2]. Van Renssen: “In armoede opgroeien heeft een blijvend effect op de rest van je leven, omdat je daadwerkelijk minder kansen hebt dan kinderen die in normale omstandigheden opgroeien. Het past bij onze missie als branchevereniging om maatschappelijke doelen te verbinden aan de inzet van onze leden en andersom. Als bewindvoerders kunnen we met onze opdracht, kennis en ervaring op een positieve manier bijdragen aan de samenleving als geheel.”

Extra stappen
Alleen het verminderen van financiële zorgen binnen een gezin is vaak niet voldoende om een armoedespiraal te doorbreken, maar het is wel een belangrijke randvoorwaarde voor verbetering. “Daarnaast gaat het om het stimuleren van participatie en het tegengaan van sociale uitsluiting, zodat kinderen op de lange termijn goed in hun vel zitten en zichzelf verder kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld door een studie te volgen”, aldus Van Renssen. In dit proces kunnen bewindvoerders het verschil maken door armoede te signaleren, effectieve hulp te bieden en cliënten door te verwijzen naar de juiste instanties voor ondersteuning. BPBI vindt het van belang dat haar leden de cliënten die in armoede leven goed kunnen doorverwijzen, zeker waar het gezinnen met jonge kinderen betreft. Voor een goede doorverwijzing is kennis van de sociale kaart nodig. Een bewindvoerder moet dus weten welke stichtingen, organisaties, fondsen en andere instanties ondersteuning bieden aan gezinnen waarin kinderen in armoede opgroeien. Naast directe betrokkenheid bij de Alliantie Kinderarmoede maakt BPBI zich ook hard voor het vergroten van deze kennis onder al haar leden. “Daarvoor is eerst nodig dat bewindvoerders zich bewust zijn van de problematiek en de vergaande gevolgen van kinderarmoede. Vervolgens moeten zij zich beseffen dat een kleine, extra inspanning kan helpen de armoedeoverdracht van generatie op generatie te doorbreken. Als ze vervolgens de mogelijkheden kennen die er zijn om kinderen in gezinnen verder te helpen, dan zal dat zeker helpen om vaker die extra stappen te zetten”, zegt Van Renssen.

Praktische oplossingen
“Bewindvoerders zijn betrokken professionals die bewust kiezen voor een vak waarin ze mensen kunnen helpen. Onze primaire verantwoordelijkheid is het op orde brengen van het huishoudboekje, maar de mogelijkheden en invloed van ons werk reiken verder. Door ons gedetailleerde inzicht in de financiën van een gezin en de persoonlijke gesprekken met cliënten zijn wij goed in staat problemen te signaleren, vaak eerder dan andere hulpverleners. Natuurlijk is het niet de bedoeling om de hele wereld op onze schouders te nemen, maar we kunnen ons wel inzetten om een gezin in armoede verder te helpen”, aldus van Renssen. Zo kan een bewindvoerder er voor zorgen dat een gezin gebruik gaat maken van beschikbare voorzieningen, bijvoorbeeld die van Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds en het Nationaal Fonds Kinderhulp. Als bewindvoerders ook andere problematiek signaleren, zoals psychische problemen, middelengebruik of misbruik, kunnen bewindvoerders hun cliënten stimuleren om de ondersteuning te zoeken die bij hen past, bijvoorbeeld via de jeugdgezondheidszorg (JGZ), de huisarts of de sociale wijkteams. Of zelf een melding doen bij Veilig Thuis. “Wij willen dat onze leden zich nog bewuster worden van de signalen van kinderarmoede en de verstrekkende gevolgen daarvan, ook op de lange termijn. Ook willen we ze wijzen op alle beschikbare hulp en ondersteuning om de onderliggende problemen aan te pakken, zodat ze die hulp ook aan hun cliënten kunnen aanbieden. BPBI meent dat bewindvoerders vanuit hun betrokkenheid en met deze kennis een praktische en cruciale bijdrage kunnen leveren aan een beter leven voor ouders en kinderen, nu en in de toekomst”, zegt Van Renssen.

door: Dieuwke de Boer MSc
Corno van Renssen is interim bestuurs­voorzitter van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomens beheerders (BPBI). Hij is daarnaast sinds vier jaar directeur van de Gelderse Stichting voor Beheer en Bewindvoering (GSBB). Van Renssen ondertekende namens BPBI de pledge van de Alliantie Kinderarmoede.

[1] www.alliantiekinderarmoede.nl/
[2] www.santepartners.nl/sante-partners-helpt-kinderarmoede-in-nederland-terug-te-dringen/; Rapport Nationaal Jeugdinstituut “Opgroeien en opvoeden in armoed”, maart 2018 2e herziende versie; Rapport Kinderombudsman “Alle kinderen kansrijk”, 5 december 2017