Onze pensioenen zijn actueel. Het belang van pensioenen voor de Nederlandse economie wordt steeds groter door de toenemende vergrijzing. Tegelijkertijd neemt het vertrouwen in de pensioensector af over de frequente berichtgeving door mogelijke kortingen op de pensioenen. Schuldenproblematiek bij Nederlandse gezinnen is ook actueel. Er wordt veel geschreven over de toenemende groep van Nederlanders die niet meer in staat zijn om het huishoudboekje sluitend te houden.
Tegelijkertijd lezen we weinig over schuldenproblematiek onder gepensioneerden. In welke mate heeft deze leeftijdsgroep zorgen over het nakomen van financiële verplichtingen? Doen ze een beroep op bewindvoering en schuldsanering? In dit artikel proberen we inzicht te geven in deze vragen.

We schetsen eerst de opbouw van pensioen in Nederland. We concentreren ons op het tweede pijler pensioen. Wat zijn de ontwikkelingen hierin en welke gevolgen zouden die op termijn kunnen hebben voor de inkomens van gepensioneerden?

Vervolgens geven we inzicht in de financiële gevolgen voor mensen wanneer zij de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Welke positieve en negatieve consequenties kan dit voor het inkomen hebben? We zoemen concreter in op de doelgroep waar zichtbaar sprake is van schulden: in welke mate is er sprake van beslaglegging op pensioenen?

Tot slot beschrijven we waarom schuldenproblematiek onder ouderen specifieke aandacht behoeft. Het betreft immers een doelgroep in de laatste levensfase waarin de mogelijkheden tot bijverdienen of terugvallen op familie en vrienden lastig is.

We concluderen dat uit de cijfers van pensioenfondsen blijkt dat de beslaglegging op pensioenen weliswaar beperkt is maar dat de consequenties van het hebben van schulden voor deze groep wel problematischer kan zijn dan voor andere leeftijdsgroepen. Ook sluiten wij niet uit dat met de recente (fiscale) maatregelen om pensioenopbouw te beperken en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt de schuldenproblematiek onder ouderen op termijn groter gaat worden.

Pensioen in Nederland
Het Nederlandse pensioenstelsel staat internationaal bekend als een van de beste stelsels ter wereld. Naast een goede AOW-voorziening, waarvoor alle Nederlandse in aanmerking komen, is er sprake van een royale tweede pijler pensioen. Dit betreft de pensioenen die door werknemers als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden zijn opgebouwd. Het betreft een spaarpot waarin inmiddels 1.200 miljard Euro zit. De opbouw van deze pensioenen wordt fiscaal gestimuleerd. Het opbouwen van pensioen is fiscaal vrij en de pensioenuitkering is fiscaal belast. Omdat de meeste mensen na pensionering in een lager belastingtarief vallen, is dit fiscaal voordelig. Echter, dit is door de fiscus wel begrensd.

Voor het vraagstuk van de schuldenproblematiek onder ouderen is van belang dat in de afgelopen jaren de toegestane fiscaal-vriendelijke pensioenopbouw flink is beperkt. Mocht in het verleden nog 2,15% opgebouwd worden van het pensioengevend salaris, nu mag slechts 1,875% opgebouwd worden per jaar. De overheid claimt dat met de aftopping van de opbouw nog steeds een volwaardig pensioen opgebouwd kan worden. Hierbij wordt verondersteld dat werknemers langer doorwerken. De leeftijd waarop we AOW krijgen, schuift op termijn van 65 jaar naar 67 jaar . Voor het tweede pijler pensioen wordt ervan uitgegaan dat werknemers tot 67 jaar1 blijven werken, waardoor ondanks de fiscale aftopping nog steeds sprake kan zijn van een pensioen van 75% van het gemiddelde loon gedurende het werkzame leven.

In het artikel “Financiële gezondheidscheck voor individuen2” laten Boes en Leegwater zien dat de veronderstellingen van de overheid bij het begrenzen van de fiscaal-vriendelijke pensioenopbouw in de praktijk niet altijd resulteren in een volwaardig pensioen. Daarnaast menen de schrijvers dat een volwaardig pensioen volgens de overheid iets anders is dan de pensioenbeleving van de gemiddelde Nederlander. Uit onderzoek blijkt dat dit nog steeds 70% van het laatstverdiende loon is3. Er zijn minimaal drie oorzaken waarom dit voor grote groepen mensen niet het geval is. Deze worden in de volgende sectie beschreven.

Als deze situatie(s) zich voordoen is een verwacht pensioen van 70% van het laatstverdiende loon, een utopie. Er zou dan eigenlijk 15 jaar lang 5% van het inkomen gespaard moeten worden om dit te compenseren. Dit betekent dat een 45 tot 50 jarige al maatregelen moet treffen. De inkomensterugval die anders bij pensionering plaatsvindt, kan tot problemen in de persoonlijke financiële huishouding leiden.

Wat gebeurt er met het inkomen bij pensionering?
In de vorige sectie hebben we op hoofdlijnen geschetst hoe het tweede pijler pensioen voor grote groepen Nederlandse georganiseerd is. Een arbeidsvoorwaarde waarvan het belang tijdens het werkzame leven vaak wordt onderschat en waarin door overheidsbeleid in de afgelopen jaren flink is ingegrepen. Want wat gebeurt er met het inkomen bij pensionering? Breekt daadwerkelijk de fase van “het Zwitserleven gevoel” aan of is de realiteit een terugval in het inkomen waarop eigenlijk niet was gerekend? Hoe hoog het totale inkomen na pensionering is in relatie tot het laatst verdiende loon, hangt van meerdere factoren af. Er zijn hierbij twee groepen te onderscheiden. Enerzijds de groep van Nederlandse waar in de vorige sectie al aan gerefereerd is. Mensen die te maken krijgen met een inkomensterugval, waar vaak niet op gerekend was. Maar er is ook een groep waar per saldo sprake is van een inkomensstijging. Voor beide groepen schetsen we op hoofdlijnen de achtergrond.

Inkomensterugval bij pensionering.
We zijn in Nederland lang uitgegaan van het motto dat het met de AOW en de pensioenen in Nederland wel goed zit. Goed georganiseerde AOW en gevulde pensioenspaarpotten gecombineerd met een collectieve desinteresse in het nadenken over inkomen voor later. Uit onderzoek blijkt steeds opnieuw dat pensioen een “low interest” product is waar we ons alleen met flinke tegenzin in willen verdiepen4. Totdat de pensioengerechtigde leeftijd in zicht komt. De groep van 55-plussers krijgt wel belangstelling om zich te verdiepen. Voor een belangrijk deel van deze groep geldt dat er na pensionering sprake is van een terugval in het inkomen5. Deze terugval kent verschillende oorzaken.

Allereerst is er steeds minder sprake van een volledige pensioenopbouw. Daar waar in het verleden vaak nog sprake was van een levenslange arbeidsrelatie tussen medewerker en werkgever, is dat nu steeds minder vaak het geval. Dit kan consequenties hebben voor de mate waarin pensioen wordt opgebouwd. Niet volledige pensioenopbouw kan resulteren in een inkomensterugval bij pensionering. Het al dan niet hebben van een volledig pensioen wordt ook beïnvloed door een scheiding. Door de toename van het aantal scheidingen, groeit de groep mensen met een pensioentekort doordat een deel van het opgebouwde pensioen toekomt aan de ex-partner.

Een tweede oorzaak betreft de misgelopen indexatie. Veel pensioenfondsen zijn al langere tijd niet meer in staat om de pensioenen te indexeren. Voor actieve werknemers worden de gevolgen daarvan pas zichtbaar bij pensionering. Dan blijkt dat het jarenlang achterwege blijven van indexatie in de praktijk resulteert in een pensioen waarvan de koopkracht achterblijft bij de gestegen kosten van levensonderhoud. Dit impliceert een daling van het besteedbaar inkomen.

Daarnaast is er vaak sprake van een relatieve afname van het inkomen bij pensionering. Hierbij gaat het niet zo zeer om de direct consequenties van een daling van het inkomen. Het gaat om het feit dat het uitgavenpatroon na pensionering niet direct daalt. Het traditionele uitgangspunt is altijd geweest dat het inkomen na pensionering weliswaar lager is dan het arbeidsinkomen maar dat het uitgavenpatroon ook naar beneden wordt bijgesteld. In de praktijk is dit vaak niet het geval. “Jonge” gepensioneerden hebben niet altijd de hypotheek van hun huis afgelost. Wel wordt het fiscaal voordeel van de hypotheek lager doordat er na pensionering sprake is van het lagere inkomstenbelastingtarief. Ook leiden veel “jonge” gepensioneerden een actiever leven dan in het verleden. Niet zelden bestaat dit uit reizen en kostbare hobby’s. Maar ook stijgen de zorgkosten, de kosten voor huishoudelijke hulp en zijn studerende kinderen, waarvoor nog kosten gemaakt worden, geen uitzondering.

Tot slot zijn de mogelijkheden voor aantrekkelijke regelingen om vervroegd uit te treden komen te vervallen. Tegelijkertijd zijn niet alle werknemers in staat om tot de officiële pensioenleeftijd te werken. Dit maakt dat veel, al dan vrijwillig vervroegd uittredende werknemers, te maken krijgen met een achteruitgang van het inkomen.

Inkomensstijging na pensionering.
Er is een groep mensen waarbij juist sprake is van een inkomensstijging na pensionering. Het betreft die mensen die vanuit de bijstand pensioneren of mensen die niet gewerkt hebben maar die vervolgens wel AOW ontvangen. Hoewel het hier gaat om een groep waarbij voor pensionering sprake is van een laag inkomen, is er in absolute zin wel sprake van een inkomensstijging.

Hebben gepensioneerden schulden?
Hoewel volgens het Sociaal Cultureel Planbureau ruim 200.000 ouderen onder de armoedegrens leven, betekent dit niet dat al deze ouderen ook schulden hebben. In de statistieken over schulden komen gepensioneerden niet als specifieke aandachtgroep naar voren. Wel signaleert een van de grootste incassobureaus van Nederland al jarenlang een toename in het aantal ouderen met schulden. Het zou echter om tienduizenden gaan.

Om beeld te krijgen van de schuldenproblematiek onder gepensioneerden hebben wij gekeken naar de mate waarin er sprake is van beslaglegging op pensioenen bij pensioenfondsen. Dit betreft immers gepensioneerden die niet vrij over hun pensioen kunnen beschikken omdat ze bijvoorbeeld onder bewindvoering staan. We hebben een steekproef gehouden bij 13 pensioenfondsen die gezamenlijk maandelijks ruim 1 miljoen pensioenuitkeringen doen. Uit deze steekproef blijkt dat per pensioenfonds op gemiddeld 0,45% van deze pensioenuitkeringen beslag wordt gelegd. Beslaglegging varieert bij de 13 pensioenfondsen tussen de 0,10% en 1,35% van de pensioenuitkeringen. Op 0,48% van alle pensioenuitkeringen waar we naar gekeken hebben, wordt beslag gelegd. Dit gaat om “slechts” 5633 pensioenuitkeringen. Uit deze steekproef blijkt dat zowel het percentage beslagleggingen als het absolute aantal beslagleggingen op pensioenen beperkt is. Dit betekent dat een grote groep ouderen onder de armoedegrens leeft maar dat dit niet (nog) niet resulteert in zodanig schulden dat beslaglegging is aangevraagd.

Wij verwachten dat in de komende jaren de groep van ouderen die onder de armoedegrens leven én die te maken krijgen met schulden zal groeien. De motivatie hiervoor hebben we in de vorige sectie geschetst. De daar genoemde oorzaken werken juist in de komende jaren hard door in de inkomens van de aankomende gepensioneerden. Enerzijds omdat dit de doelgroep is die onvoldoende tijd heeft gehad om bij te sparen om de versobering in de pensioenen op te vangen. Anderzijds omdat dit een doelgroep is die vaak heel vitaal is en waarvoor het uitgavenpatroon niet meteen naar beneden wordt bijgesteld bij pensionering.

Waarin verschilt de schuldenproblematiek bij ouderen?
Er is veel aandacht voor het oplossen van de steeds groter wordende schuldenproblematiek in Nederland. Deze aandacht is ook van belang voor ouderen met schulden. Maar voor deze doelgroep is meer nodig omdat de schuldenproblematiek bij ouderen verschilt van die van andere doelgroepen. Wij motiveren dat de impact van leeftijd op herstelcapaciteit, de (on)mogelijkheden om terug te vallen op familie en vrienden, de stijging van zorgkosten en de afname van zelfredzaamheid redenen zijn waarom deze doelgroep andere kenmerken heeft.

Wanneer er sprake is van schuldsanering, hebben betrokkenen tijd nodig om dit traject te doorlopen. Afhankelijk van de hoogte van de schulden en de mogelijkheden tot sanering kan dit vele jaren duren. Hierbij bepalen de mogelijkheden om extra inkomsten te genereren, waarmee schulden afgelost kunnen worden, mede hoe snel schulden afgelost kunnen worden. Voor gepensioneerden zijn de mogelijkheden om additionele inkomsten te genereren beperkt ten opzichte van jongere generaties. Dit beïnvloedt de effectiviteit van de schuldsanering.

Het kunnen terugvallen op familie en vrienden voor financiële ondersteuning is voor ouderen moeilijk. Daar waar het vroeger gebruikelijk was om ouders in huis te nemen in de latere levensfase, is dit tegenwoordig ingewikkeld. Kinderen wonen verder weg en zitten vaak nog in het “spitsuur” van hun eigen leven. Huizen zijn niet gebouwd voor dubbele bewoning, dus ouders neem je niet gemakkelijk in huis. Terugvallen op vrienden ligt voor gepensioneerden minder voor de hand. In deze fase van het leven worden ouderen geconfronteerd met het wegvallen van maatjes waarmee jarenlang een band is opgebouwd. Elkaar ondersteunen wordt daarmee complexer.
De oudere die in armoede leeft en schulden heeft, zal in het uitgavenpatroon geen ruimte hebben voor reizen en deelname aan activiteiten voor vitale ouderen. Vaak zijn het wel ouderen die te maken hebben met extra zorgkosten. Nemen deze kosten toch al toe door de vergrijzing, voor ouderen in armoede is er sprake van extra zorgkosten. Net zoals voor andere leeftijdsgroepen lijkt er namelijk een verband te bestaan tussen armoede en gezondheid en daarmee zorgkosten.
Tot slot is een onderscheidende factor bij ouderen met schulden ten opzichte van andere leeftijdscategorieën dat de zelfredzaamheid afneemt. Er breekt vroeg of laat een fase aan waar weer een beroep op anderen gedaan moet worden. Dit kan om eenvoudigere zaken gaan, zoals enige ondersteuning bij de zware huishoudelijke klussen. Maar het kan ook gaan om vergaande hulp in de dagelijkse huishouding en de dagelijkse zorg. Met de wijzigingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning, sinds januari 2015 van kracht, zijn de mogelijkheden voor het verkrijgen van ondersteuning vanuit de overheid drastisch ingeperkt. Deze wet, gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij, raakt ouderen met een problematische financiële situatie nog eens extra.

Wie zet zich in voor deze doelgroep?
We hebben beschreven waarom we verwachten dat de groep van gepensioneerden met schulden gaat toenemen. Belangrijke vraag is wie kan helpen om dit (nog) te voorkomen en de gevolgen hiervan te mitigeren. Voor het voorkomen van een toename in de schuldenproblematiek ligt een opgave voor de overheid, werkgevers en pensioenfondsen.

In dit artikel richten wij ons specifiek op werkgevers en pensioenfondsen omdat die een rol kunnen spelen in het pensioenbewust maken van werknemers. Uit onderzoek van Nibud blijkt dat 40% van de werkende Nederlanders geen beeld heeft van hoe hun financiën eruitzien na pensionering6. In deze groep zijn mensen die moeilijk kunnen rondkomen, ruim vertegenwoordigd. De wetgever heeft dit ook onderkend; In de nieuwe Wet pensioencommunicatie, die in juli 2015 van kracht is geworden, ligt een grotere nadruk op het vergroten van de het pensioenbewustzijn. Belangrijke doelstelling van de wet is om deelnemers in pensioenfondsen in staat te stellen om een goede financiële planning voor de oude dag te maken. Hiervoor worden zaken als evenwichtigheid, duidelijkheid en relevantie van de informatie genoemd. Maar ook het inzichtelijk maken van persoonlijke risico’s en verschillen in pensioenregelingen en het bieden van handelingsperspectief zijn van belang. In het eerder aangehaalde artikel “Financiële gezondheidscheck voor individuen” wordt gesteld dat het aanbieden van een periodieke financiële gezondheidscheck voor werknemers mogelijk kan bijdragen aan het vergroten van het financiële inzicht na pensionering en daarmee het voorkomen van schulden. Veel werkgevers hebben goede ervaringen met het aanbieden van een periodieke gezondheidskeuring aan werknemers. Het toevoegen van een financiële gezondheidscheck kan een positieve werking hebben op de financiële toekomst van de werknemer maar ook op de gezondheid! Pensioenfonds en werkgever kunnen gezamenlijk optrekken in het aanbieden van een periodieke financiële barometer. Het doel hiervan is om werknemers tijdig inzicht in hun financiële situatie na pensionering te geven zodat er nog mogelijkheden zijn om maatregelen te nemen zoals extra sparen of het aanpassen van het uitgave patroon.

Conclusie
In dit artikel hebben wij aan de hand van cijfers van een groep van Nederlandse pensioenfondsen laten zien dat er op dit moment zeer beperkt sprake is van beslaglegging op pensioenen. Maar we beschrijven dat de mogelijke gevolgen van de recente fiscale versobering van pensioen, het achterblijven van indexatie bij pensioenfondsen en de veranderende arbeidsmarkt voor de inkomenssituatie van ouderen hierin verandering kunnen brengen. Dit kan leiden tot een toename van armoede en schulden onder ouderen.
Wij menen dat schuldenproblematiek voor deze doelgroep verschilt van andere groepen doordat de mogelijkheden om (bij) te verdienen beperkter zijn. Ook is het minder mogelijk om terug te vallen op familie en vrienden. Tot slot neemt de zelfredzaamheid van ouderen in de loop van de tijd af.

Wij denken dat er een rol is weggelegd voor de overheid, werkgevers en pensioenfondsen om een toename van de schuldenproblematiek bij ouderen te voorkomen en de gevolgen hiervan te mitigeren. De basis hiervoor moet al bij veel jongere leeftijd worden gelegd. Ook hier lijkt het adagium “Jong geleerd is oud gedaan” van toepassing.

 


Door drs. Geraldine Leegwater CFA
Geraldine Leegwater is sinds 1 juli 2014 voorzitter van het uitvoerende bestuur van ABN AMRO Pensioenfonds. Daarnaast is zij sinds september 2015 lid van het bestuur van ABP Pensioenfonds.

Van september 2004 tot en met februari 2013 was zij hoofd beleggingen van ABN AMRO Pensioenfonds. Voordat zij hier startte, was zij werkzaam bij ABN AMRO Asset Management (1998 – 2004) als analist Oost-Europese aandelen en als portfoliomanager.

Daarvoor heeft zij het managementtrainee programma van ABN AMRO doorlopen en werkte zij enige tijd in Moskou en Warschau waar ze voor ABN AMRO Bank betrokken was bij het opzetten van custody services.

Geraldine is CFA charterholder. Ze is afgestudeerd in Groningen als monetair econoom en Oost-Europadeskundige.

  1. En op termijn nog later, afhankelijk van de ontwikkeling in de levensverwachting.
  2. Boes, Leegwater, 2016, VBA Magazine.
  3. De Nederlanders en hun pensioen, Nibud 2015, van der Schans en Warnaar.
  4. Pensioenstelsel en keuzegedrag, Wijzer in geldzaken, 2015.
  5. Bestedingen van ouderen, Nibud, 2016, van der Schors, Siesling, Starink, Warnaar.
  6. Nederlanders en hun pensioen, Nibud, 2015, van der Schors, Warnaar.